Dit jaar valt Poeriem op de avond van 24 maart en op 25 maart. Twee maal wordt op die dagen het verhaal van Ester, Mordechai en Haman gelezen. Ted Musaph vertelt over de achtergronden en tradities van het vrolijkste van alle joodse feestdagen
Het boek Ester staat in het laatste deel van Tenach, de Hebreeuwse bijbel. Het behoort tot de zogenaamde chameesj megillot,
de vijf rollen. Als we over de megilla spreken, bedoelen we de megillat
Ester. Alleen het verhaal van Ester moet in de synagoge van een rol
worden gelezen. Voor de andere rollen bestaat deze verplichting niet.
De inhoud van de megillat Ester heeft betrekking op Poeriem. Ook
hierin verschilt deze megilla van de andere, want alhoewel ook deze
rollen een maal per jaar in de synagoge worden voorgelezen heeft de
inhoud van de rol geen directe betrekking op de feestdag waarop zij
wordt gelezen. Zo lezen we op Pesach Sjier hasjieriem (het
Hooglied); op Sjavoeot Ruth; op Tisja be’Av Eecha (Klaagliederen) en op
Soekot Kohelet (Prediker).
Het boek Ester, dat heel erg populair is, is pas in de eindfase van de
afsluiting van de kanon hierin opgenomen. In ongeveer 100 na het begin
van de jaartelling hebben de geleerden in Jamnia hiertoe de beslissing
genomen, die aanvankelijk zeer omstreden was vanwege het
niet-joodse karakter van het verhaal. Het Poeriemverhaal speelt in de
vijfde eeuw voor het begin van de jaartelling in een provincie van het
Perzische rijk, dus niet in het toenmalige Palestina. Ook trouwt
Ester met een niet-joodse koning. Toch is dit van oorsprong
niet-joodse verhaal erg populair geworden .Volgens Maimonides, de
grote middeleeuwse wijsgeer, zou het Poeriem-feest zelfs blijven
bestaan als alle feestdagen zouden worden afgeschaft.
In de Misjna wordt in het tractaat Megilla (hoofdstuk Mo’ed) nauwkeurig
beschreven wanneer en hoe de megilla moet worden gelezen. De eerste
keer wordt gelezen op de avond van de veertiende Adar (dit jaar 24
maart) en daarna een tweede keer de volgende ochtend (25 maart). Voor
ommuurde steden zoals Jeruzalem geldt dat de lezing op de vijftiende
Adar moet gebeuren (Poeriem Sjoesjan). Tijdens het voorlezen maken de
kinderen elke keer wanneer de naam van Haman wordt genoemd lawaai met
een ratel. Misschien heeft het te maken met het verdrijven van de boze
geesten. De melodie waarop de voorlezing plaats vindt, is traditioneel
bepaald en verschilt van gemeenschap tot gemeenschap.
De dag voorafgaand aan de lezing van de megilla ‘s avonds, is een vastendag: Taaniet Ester. Poeriem is een feestelijke dag, maar geen feestdag, er geld dan ook geen werkverbod.
In de megilla staan nog enkele voorschriften, die kenmerkend zijn voor
het Poeriem-feest: het sturen van goede gaven aan vrienden en bekenden
en aan de armen, misjloach matanot ( sjelachmones) en het geven van geschenken aan de armen, misjloach matanot le-ewjoniem.
Het geschenk moet bestaan uit iets eetbaars en aan de armen moet een
geldbedragje gegeven worden. Omdat wij tegenwoordig niet meer zoveel
armen hebben, wordt er vaak een bijdrage voor een goed doel gegeven.
Poeriem is een vrolijk feest en zo moet het ook worden gevierd: lekker
eten en drinken, totdat je geen onderscheid meer kunt maken
tussen de gehate Haman en de gezegende Mordechai (adlojada=niet weten).
In Israël is het gewoonlijk feest voor de kinderen met verkleedpartijen
en vrolijke optochten. Wellicht is het gebruik voor een
dergelijke optocht met verkleedpartijen voortgekomen uit de
carnavalsoptochten die oorspronkelijk in Italie en Frankrijk werden
gehouden. Vanaf het midden van de 16e eeuw was het Poeriemsjpiel een
gebruik bij de Asjkenazische gemeenschappen. Het was als regel een lang
gedicht, voorgedragen als een monoloog waarbij de voordrachtskunstenaar
verkleed optrad. De monologen w