Vorige maand is op 14 basisscholen in het noorden van Israël een proef gestart met lessen Arabische taal en cultuur voor leerlingen van de een na hoogste klas van de basischool.
Het initiatief om honderden Israëlische basischoolleerlingen de komende
jaren vier uur per week Arabische conversatielessen te geven moet de
diepe kloof tussen joden en Arabieren overbruggen. Op Arabische scholen
in Israël is Hebreeuws een verplicht vak, waardoor de meeste Arabische
leerlingen de taal redelijk beheersen tegen de tijd dat ze naar het
voortgezet onderwijs gaan.
Al in het najaar van 2000, kort na het begin van de 2e Intifada, werd
een begin gemaakt met een gezamenlijk naschools lesprogramma voor
kinderen uit Karmiel en de omliggende Arabische dorpen, om een
tegenwicht te bieden aan het toenemende wantrouwen tussen de beide
groepen. De taalbarriere bleek echter een hardnekkig, en nauwelijk te
overkomen probleem, terwijl de kinderen wel heel graag met elkaar
wilden communiceren. “Verder dan elkaar een knuffel geven kwamen ze
niet. De kinderen kwamen ons vragen hoe ze tegen hun vriendjes moesten
praten.”
Veel Arabische kinderen spreken wel Hebreeuws en kunnen daardoor met
hun Israëlische leeftijdgenootjes communiceren; zij geven aan het fijn
te zullen vinden als ze ook Arabisch met elkaar zullen kunnen spreken.
Tijdens een van de eerste lessen leerden 20 kinderen van de Kalanit
Basisschool in Karmiel hoe ze Arabische kinderen in hun eigen taal
moeten begroeten. De leerlingen zien de lessen Arabisch als een nieuwe
kans voor de mensen uit de omgeving van Karmiel om beter met elkaar
samen te leven en een betere, sterkere vrede te sluiten. Zowel joodse
als Arabische onderwijzers van de school in Karmiel zeggen te hopen dat
het taalproject zal slagen waar de politici in Jeruzalem gefaald
hebben: vrede brengen in de Galil.
Haifa staat model als stad waar de twee bevolkingsgroepen vreedzaam
naast elkaar leven, en het is dan ook niet verbazingwekkend dat juist
daar 12 van de 14 deelnemende scholen te vinden zijn. Burgemeester Yona
Yahav zegt vast van plan te zijn zijn stad werkelijk tweetalig te
maken.
Toch zal het niet meevallen de barrieres tussen de beide
bevolkingsgroepen neer te halen: elders in Israël geven de meeste
scholen er de voorkeur aan een lesprogramma dat alleen op de eigen
bevolkingsgroep is gericht. Arabische scholen hebben het extra moeilijk
sinds hun budget drie jaar geleden met 40% is gekort. Onderwijsminister
Limor Livnat eist tegelijkertijd dat op alle scholen, dus ook de
Arabische, het patriottistische gevoel bij de leerlingen wordt
versterkt. Zo moet de Israëlische vlag zichtbaar zijn, moet dagelijks
het Israëlische volkslied worden gezongen en moet er les gegeven worden
in de geschiedenis van het zionisme en het joodse culturele erfgoed. De
minister heeft gezegd bij gebleken succes te willen overwegen het
taaprogramma landelijk in te voeren.
Op Arabische scholen is Hebreeuws een verplicht eindexamenvak, terwijl
voor Israëlische kinderen Arabisch tussen de 1e en 3e klas van het
voortgezet onderwijs alleen keuzevak is. Het wordt door
nauwelijks meer dan de helft van alle leerlingen gekozen. Volgens het
ministerie van onderwijs kiest daarna slechts 18% van de leerlingen
voor Arabisch.
Het Arabisch dat op middelbare scholen wordt onderwezen is literair, en
daardoor ver verwijderd van de alledaagse spreektaal. Zelfs na twee
jaar literair Arabisch is het in veel gevallen niet mogelijk een gewoon
gesprek te beginnen met Arabische leeftijdgenoten.
Dan Pattir, vicevoorzitter van het Abraham Fonds,
dat het project financiert, zegt dat het in het belang van de joodse
meerderheid in Israël is te leren over de grote Arabische minderheid,
en dat scholen daarbij een sleutelrol kunnen vervullen. “Arabisch