Op donderdag 3 februari 2005 zal in in het Joods Historisch Museum te Amsterdam, een Yad Vashem ceremonie plaatsvinden waarbij Felix de Leyer, zijn vrouw Anthoinet de Leyer-Schippers en hun dochter Cornelia de Leyer zullen worden onderscheiden.
Een van de belangrijke taken die de Staat Israël zich
stelt, is het eren van mensen, die zelf niet Joods zijn en die met
inzet van eigen leven en vaak ook dat van hun huisgenoten, tijdens de
Holocaust Joodse medeburgers probeerden te redden.
Hieronder volgt een deel van het verhaal waarop de aanvraag voor de Yad Vashem onderscheiding is gebaseerd.
MOED
Wanneer ontdekt een mens zijn moed, zijn onverschrokkenheid om te doen wat onvermijdelijk gedaan moet worden?
Er zijn mensen die op een cruciaal moment in hun leven binnenin hun
ziel kunnen putten uit een bron. Niemand weet of hij deze bron bezit.
Niemand weet wanneer en of hij die ooit zal moeten aanspreken. Hoelang
duurt een moment van moed. Een minuut? Een uur? Voor Felix de Leyer,
Anthoinet de Leyer-Schippers en hun dochter Jos de Leyer duurde het van
1942 tot de bevrijding in 1945. De familie de Leyer kende de gezinnen
Trijbits, Van Veen en Vieyra al van lang voor de oorlog. De drie
gezinnen waren met elkaar verweven, deels als familie, deels als
vrienden.
Anthoinet was onder andere als kindermeisje werkzaam bij de ouders van
Elly van Veen. Snel na het uitbreken van de oorlog werd de relatie met
Felix, Anthoinet en Jos de Leyer een totaal andere.
Toen het gezin Trijbits in juli 1942 werd opgeroepen voor deportatie
naar kamp Westerbork, besloten ze meteen onder te duiken. Hun
kostbaarheden konden zij vanzelfsprekend bij Felix en Anthoinet
onderbrengen. Met eenzelfde vanzelfsprekend kregen zij verdere hulp.
Je kunt eigenlijk zeggen dat de familie De Leyer groeiden in hun
besluit om te doen wat gewoon gedaan moest worden. “Gewoon ” betekende
voor hen niet gelaten toezien, maar handelen. Dat was voor hen
vanzelfsprekend. Aan de enorme risico?s die hieraan verbonden waren,
werd niet gedacht en waren op dat moment van ondergeschikt belang.
Vanaf 1943 begon voor de drie gezinnen, zoals Arthur Trijbits het
noemde, “de onderduik-Odyssee “. Soms even samen, soms apart vonden ze
allen adressen; IJsselstein, Delft, Wassenaar, Rotterdam, om er enkele
te noemen. Vaak moest men weer vluchten vanwege verraad.
Het enige onveranderde en vaste toevluchtsoord was altijd het huis in
Rotterdam van familie de Leyer. Arthur Trijbits schrijft “er waren
weken, dat het kleine huis aan de Noordsingel letterlijk volgepakt was
met ons, onderduikers.”
Een even rotsvaste basis was dochter Jos de Leyer. In 1943 was ze
twintig jaar. Als koerierster bezocht ze alle onderduikadressen en was
het centrale punt voor informatie. Je houdt het niet meer voor
mogelijk: toen er geen treinen meer reden, legde ze vele kilometers af
op een fiets met massieve banden. Dit was de enige manier om brieven,
kleding en nieuws te brengen. De enige manier die zonder “ja maar” werd
gebruikt – een andere weg was er niet. Voor de ondergedoken families
was het van ongelofelijk belang nieuws te horen; over elkaar, over de
wereld en het vertrouwde gezicht van Jos te zien.
Arthur Trijbits schreef in de tekst ter voorbereiding van de aanvraag:
Hun motieven waren van zuivere, onzelfzuchtige en edele aard, hoewel
zijzelf hun hulp ongetwijfeld als iets vanzelfsprekends beschouwden.
Zij wisten welke gevaren ons bedreigden en deden alles wat in hun macht
was om te helpen onze levens te redden. Aan deze zin is niets meer toe
te voegen en de mooiste om deze notities mee te eindigen.
Felix, Anthoinet en Corne