Neerlandicus Ewoud Sanders, bekend van de rubriek Woordhoek op de achterpagina van NRC Handelsblad, gaat een boek schrijven over de ‘joodse’ woorden en uitdrukkingen die het Nederlands rijk is. Voor de duidelijkheid: het gaat niet over de invloed van het Jiddisj of Hebreeuws op de Nederlandse taal.
Het Nederlands telt een paar honderd woorden en uitdrukkingen die betrekking hebben op joden. Een brillenjood is ‘iemand die een bril draagt’, een jodenstreek is een ‘bedrieglijke streek’ en het lijkt hier wel een jodenkerk
wordt gezegd als veel mensen door elkaar praten. Sinds de Tweede
Wereldoorlog zijn veel van deze woorden en uitdrukkingen in onbruik
geraakt.
Niet ten onrechte vinden tegenwoordig veel mensen ze beledigend en
bevooroordeeld. Daarmee dreigt echter ook de kennis over deze woorden
en uitdrukkingen verloren te gaan. Dat is jammer, want ze kunnen ons
een hoop leren over de (geschiedenis van de) relatie tussen joden en
niet-joden. Het is mijn bedoeling een boek te schrijven over het beeld
van de joden in de Nederlandse taal.
Op welke opvattingen, associaties en vooroordelen gaan taaluitingen
over joden terug? Wellicht heeft u aan een of meer joodse woorden een
duidelijke herinnering, positief of negatief. En: leidde een grotere
aanwezigheid van joden in een bepaalde regio tot meer van dit soort
woorden en uitdrukkingen in het plaatselijke dialect of zei men net zo
goed twee joden weten wat een bril kost in een dorp of regio waar
helemaal geen joden woonden? Er bestaan enkele kleine publicaties over
dit onderwerp uit het begin van de 20ste eeuw, maar het is niet eerder
systematisch in kaart gebracht. Ik wil dat nu gaan doen en ik hoop van
harte dat ook de lezers van joods.nl me daarbij willen helpen.
Voor de duidelijkheid: dat boek in wording gaat niet over de invloed
van de joden op het Nederlands. Zoals bekend zijn er via het Jiddisch
en het Hebreeuws honderden woorden en uitdrukkingen in het Bargoens en
het Standaardnederlands terecht gekomen (zoals gabber, lef en gein).
Dat is ook een interessant onderwerp, maar daar bestaat al relatief
veel literatuur over. Zoals gezegd is dat niet het geval voor de
woorden en uitdrukkingen die rechtstreeks naar joden verwijzen, zoals jodenkoffie, jodenkoek, jodenbrood, jodenbuurt, jodendoorn, jodenfooi, jodenhars, jodenkaas, jodenkers, jodenketting, enzovoort, maar ook: smousbaard, smousenkerk, smousenwinst en smoushond.
Tot slot: ik ben me ervan bewust dat er mensen zijn die aanstoot nemen
aan dit soort woorden en uitdrukkingen. Toch is het mijns inziens
belangrijk om ze op een gedegen, wetenschappelijke manier in kaart te
brengen en te analyseren. Zoals gezegd kunnen ze ons veel leren over de
geschiedenis van de relatie tussen joden en niet-joden. Sommige woorden
zijn verrassend oud, andere opvallend jong en bij sommige zie je in de
loop van de tijd veelzeggende betekenisveranderingen ontstaan. Over
deze zaken zal ik in de toekomst nog schrijven in het tijdschrift Onze
Taal.
Zie ook: www.onzetaal.nl