Ze moesten niet alleen een Jodenster dragen, maar waren ook verplicht een band om hun arm te binden. Dove Joden waren tijdens de Tweede Wereldoorlog extra kwetsbaar voor het geweld van de nazi’s.
In afgemeten Duits stond op de band geschreven: Taub. Dove. Joden waren tijdens de Tweede Wereldoorlog extra kwetsbaar voor het geweld van de nazi’s. Bijna niemand wist aan hun greep te ontkomen. “Wij willen deze mensen uit de vergetelheid terughalen”, zeggen enkele nabestaanden.
Was het voor joden tijdens de oorlog moeilijk om te ontsnappen aan de jacht die de Duitsers op hen hadden geopend, voor dove joden was het nagenoeg onmogelijk. Anderen konden nog horen dat er onraad was, maar zij moesten aan de omstandigheden aflezen dat er gevaar dreigde. “Meestal was het dan te laat”, zegt Elly Muller-Engelsman, voorzitter van de Amsterdamse werkgroep Dovenshoah.
Bijna niemand van de Joodse dovengemeenschap heeft de oorlog overleefd. In Amsterdam, waar de meeste doven woonden, zijn zeker 900 mannen, vrouwen en kinderen tijdens razzia’s opgepakt. Zij werden afgevoerd naar Vught en Westerbork en vandaar op transport gezet naar concentratiekampen als Auschwitz en Dachau. “We weten bijna niets over deze mensen. Aan horenden konden zij zich nauwelijks verstaanbaar maken. Er zijn elkaar een gebarentaal. Dat ging zo goed, dat zij mij zelfs dagelijks een stripverhaal uit de krant voorlas.”
Toen Delmonte ouder werd, rezen de vragen. “Zo tobde ik met mijn Joodse achtergrond en mijn christelijke opvoeding. Hoe ga je daarmee om? Zo’n tien jaar geleden kreeg ik daar wat meer zicht op. Toen bezocht ik een congres voor onderduikkinderen. Ik herkende me in wat anderen zeiden. Het is belangrijk om je zorgen met elkaar te kunnen delen en elkaar daarbij een helpende hand te bieden.”
De drie onderduikkinderen streven ernaar meer aandacht te vragen voor de omstandigheden waarin dove Joden tijdens en na de oorlog hebben verkeerd. De commissie Dovenshoah werkt niet alleen aan een monument, maar is ook bezig met een project om getuigenissen van en over dove Joden in kaart te brengen. Muller: “Wij hopen dat ons werk erkenning krijgt. Dat is belangrijk. Tot 1940 kende Amsterdam een Joodse gemeenschap, waarin een grote groep doven een eigen plaats innam. De oorlog heeft die groep weggevaagd. We mogen deze mensen niet vergeten. Nooit.”
Bron: ReformatorischDagblad, 29 oktober 2004
Het is de hoogste tijd voor erkenning, vindt ook Stefan Russel Stichting Welzijn Doven Amsterdam (SWDAH). Hij geeft ter illustratie een voorbeeld. Op een oude Nijverheidsschool in Amsterdam hangt een herdenkingsplaat voor de weggevoerde Joodse leerlingen. Maar daarop staat niet dat in hetzelfde gebouw een dovenschool zat, waarvan ook leerlingen zijn weggevoerd. Elly Muller heeft ook op die school gezeten.
Oude Nijverheidsschool Amsterdam Een probleem vormde de toegankelijkheid van het beroepsonderwijs voor joodse kinderen, voor wie de ‘beroepsopleiding’ in teveel gevallen niet uitkwam boven die van straatventer. Om hierin verbetering te brengen werd in 1928 mede op initiatief van Van Det in de joodse buurt de A.B. Davidsschool opgericht. Dit was een nijverheidsschool die zich, zonder religieus te zijn, aan de vrije zaterdag en de joodse feestdagen hield. Hoewel het een jongensschool was, meldden veel ouders ook hun dochters aan. Terwijl in het algemeen de bezuinigingen in het onderwijs steeds drastischer vormen aannamen, kwam in 1933 de E.J. van Detschool tot stand, een nijverheidsschool speciaal voor joodse meisjes [bron: |