Uit het dagboek van een vredestichtertje. Aflevering 51: Eldad Kisch ging met een groep mensen helpen bij de olijfoogst in de buurt van Qalqilya, maar nieuwe gemeentegrenzen op de kaart en de ‘muur’ stonden in de weg.
Het was ‘s ochtends vroeg en bitter koud bij deze tocht naar de olijven
van Jayyus, een dorp iets ten noordoostenosten van Qalqilya. Hoewel de
dorpelingen hun velden kunnen zien liggen uit de voorkamer, kunnen ze
er nauwelijks komen vanwege de nieuwe scheidingsmuur. Hun
olijvenplantages zijn de enige bron van inkomsten van deze boeren. Onze
aanwezigheid is ten eerste bedoeld om de afwezigheid van de jongere
werkende handen te compenseren, maar ook om hun verblijf aan ‘de
verkeerde kant’ rustiger te laten verlopen.
Toen we met onze eigen auto’s niet meer verder konden vanwege plassen
en modder op de landwegen, werden we afgehaald door een jeep en een
tractor met aanhangwagen en naar onze bestemming gebracht. Aldaar bleek
dat de dorpelingen het te koud vonden om olijven te komen plukken. Dit
klinkt misschien even iets belachelijker dan het echt was. De jonge
mannen krijgen geen toestemming om de doorlaatposten te passeren, en
voor oude, breekbare mensen waren de kou en de wind echt te veel.
Zonder de aanwezigheid van de eigenaars kunnen wij niet zomaar beginnen
te plukken, dus werd er gauw iets anders bedacht, opdat we toch niet
helemaal voor niets zouden zijn gekomen. Werkverschaffing. Na dus een
ander nuttig werkje verricht te hebben, in snijdende koude wind, met
het uitdunnen van een loquat-plantage, kregen we hete thee om weer bij
te komen en werden we uitgenodigd op een toernee om te zien hoe de
Palestijnse landerijen worden ingepikt voor de uitbreiding vanTsufin
(zelfs met een kaart komen jullie hier niet uit). Er was opeens een
nieuwe landkaart uitgegeven, waar alles geheel anders op stond dan bij
de Turken en de Britten gebruikelijk was. Op grond van deze nieuwe
‘werkelijkheid’ begonnen de settlers de olijfbomen van de Palestijnen
omver te bulldozeren, ze op vrachtauto’s te laden en voor eigen gebruik
te verplanten of te verkopen. Dit was zo’n grove inbreuk op de rechten
van de Palestijnse boeren, waar wij meestal niet zo gevoelig voor zijn,
dat het leger de settlers kwam verjagen. Er waren toen al tientallen
bomen uitgegraven en afgevoerd. De zaak wordt nu aanhangig gemaakt voor
de Israëlische rechtbank. Kijken wat die er van maken. En dat kan ook
weer jaren duren. Even terzijde, volgens de Israëlische wet, tenminste
binnen de groene lijn, is het omhakken van je eigen boom een strafbaar
feit!
Dus verder viel er niet veel nuttigs te doen. Zodoende waren we voor de
verandering eens vroeg thuis, en ik was er niet rouwig om, gezien de
snijdende wind en kou.
Ondertussen is het een week later en nu ging de tocht met mijn dokters
naar Irtach, een dorp dat zuidelijk tegen Tulkarem aan ligt. We werden
tegengehouden aan het checkpoint. Er was weer net iets gebeurd in
Tulkarem en er mocht niemand door. Daarna was er alleen toestemming
voor Arabisch-Israëlische artsen. “Joden uitstappen”. Dat was een
oud-nieuw geluid. De soldaat, die ons deze claus van omgekeerde
discriminatie ten gehore bracht, begreep misschien dat dit wel heel
verkeerd viel, en zei gauw dat het voor onze eigen veiligheid was. Wij,
de joodse artsen, waren toevallig sterk in de minderheid, maar de
leiding zei meteen dat dit onaanvaardbaar was. Wij zijn een gemengde
organisatie en we kunnen niet gescheiden worden. Na twee uur wachten
kwam er toestemming van de hoogste legerinstanties, dat we er allemaal
door mochten. Na een intensieve werkdag was er meer narigheid bij de
terugkeer. Onze hele rijdende apotheek moest doosje voor doosje
uitgepakt worden. Gelukkig regende het net even niet. Al met al
enerverend, en de onprettige nasmaak blijft.
Eldad Kisch woont al meer dan veertig jaar in Israël. “Destijds was