De Grote Synagoge, onderdeel van het joods Historisch Museum, is grondig opgeknapt en compleet heringericht. Cokky van Limpt (Trouw) sprak met museaal leider Hetty Berg en ervoer zelf dat de synagogale sfeer van weleer weer zicht-, voel- en hoorbaar is geworden.
Toen het Joods Historisch Museum in
1987 verhuisde van de Waag naar het Hoogduitse synagogencomplex aan het
jonas Daniel Meijerplein, koos de toenmalige staf bij de inrichting
bewust voor een wat koele, afstandelijke opstelling.
“Heel begrijpelijk”, vindt huidig museaal leider Hetty Berg. “De
synagogehal had tientallen jaren leeggestaan en de staf besefte dat de
vestiging van een museum pijnlijk en emotioneel kon zijn, voor mensen
bijvoorbeeld wier ouders hier nog naar sjoel waren gegaan, maar de
Tweede Wereldoorlog niet hadden overleefd.”
Gaf de museumleiding destijds de voorkeur aan demping van emoties en
refereerde ze met opzet niet expliciet aan de vroegere functie van
synagoge, nu is het tijd voor minder ingetogenheid. Berg: “Wij willen
nu juist emoties óproepen en de bezoekers, joods en niet-joods,
nadrukkelijk bewust maken van de bijzondere plek waar ze zich bevinden.
Daarom hebben we er bij de restauratie en herinrichting voor gekozen de
architectuur van het pand weer duidelijk te laten uitkomen en zoveel
mogelijk de vroegere ruimtelijke indeling van de Grote Synagoge in ere
te herstellen.”
Het resultaat van de werkzaamheden is verbluffend. Bij binnenkomst
springt als eerste de marmeren Ark in het oog, mooi in het licht gezet
en gevuld met Hoogduitse siertorens en Toramantels, zoals het vroeger
was. De onderste treden van de trap naar de Ark, in de jaren tachtig
afgebroken, zijn ‘teruggerestaureerd’; naast de Ark hangt weer een
eeuwige lamp en kleurige ‘parochets’ (voorhangen) sieren de muren.
Het oude vloerpatroon volgend is er op de plaats van de bima (het
verhoogde platform in het midden van de synagoge, waar tijdens een
dienst de voorzanger staat en uit de Tora wordt gelezen) opnieuw een
verhoging aangebracht. Oog in oog met de Ark ligt daar, onder glas, een
oude Thorarol. In de vitrinekasten onder de bima liggen objecten die
met de synagogedienst te maken hebben, zoals de zilveren schalen en
kannen, die de kohaniem -leden van priestergeslacht- gebruiken om hun
handen te wassen voor het uitspreken van de priesterlijke zegen.
Waar vroeger de synagogebankjes rond de bima stonden, staan nu
lessenaars. Elke ‘schoolbankje’, waar je met twee tegelijk in kunt, is
gewijd aan een bepaald thema, zoals de sjoelgang, de Hoge Feestdagen,
huwelijk en besnijdenis. In elke lessenaar is een vitrinekastje
ingebouwd, met bijbehorende objecten en een beeldscherm met filmpjes.
Daarop zijn de voorwerpen in functie te zien, vertellen Nederlandse
joden over hun persoonlijke beleving bij de rituelen, halen ouderen
herinneringen op en worden historische beelden getoond.
Op een zijwand worden doorlopend beelden geprojecteerd uit de
zwart-witfilm ‘Sjabbos’, die in 1932 hier is opgenomen. Het koor,
voorzanger Maroko, maar ook het toenmalige interieur van de Grote
Synagoge passeert het oog van de camera, en om de twintig minuten vult
de ruimte zich met het gezang van Maroko en de zijnen. Martin
Monnickendams schilderij in de vitrine tegenover de Ark, van de
feestelijke synagogedienst uit 1935 bij het driehonderdjarig bestaan
van de Amsterdamse Hoogduitse gemeente, lijkt weer tot leven te komen.
En dat is precies de bedoeling.
Aan de verbinding binnen-buiten is eveneens gedacht. De mooie ramen,
voorheen door schermen en panelen aan het oog onttrokken, zijn
vrijgekomen. Vooral boven is dat een vooruitgang: je kijkt zo het jonas
Daniel Meijerplein over; de naamgever zelf overigens ook, maar dan wel
vanuit een schilderijlijst.
Ook het voorportaal beneden, tot voor