Blijf van mijn lijf in Ramallah


De Intifada heeft een stijging van het huiselijk geweld in de hand: van de bezetter, opstraat en ook thuis. Het vrouwencentrum in Ramallah probeert hulp te bieden, al is het taboe nog groot. Maar het eerste blijf-van-mijn-lijfhuis is in aanbouw, schrijft correspondente Inez Polak.

De Palestijnse maatschappelijk werkster heeft net uitgelegd dat de
noodlijn slechts zo’n zes nieuwe aanmeldingen per maand krijgt, als de
telefoon gaat. Aan de andere kant van de lijn klaagt een man zijn nood.
Zijn vrouw is voor de derde keer weggelopen. Ze beschuldigt hem ervan
affaires te hebben, Dat is volgens hem nog tot daar aan toe. Zijn
probleem is dat hij zich geen raad weet met de kinderen.
Itidal, de maatschappelijk werkster, vraagt hem of hij misschien naar
het centrum wil komen. Daar is geen sprake van; te beschamend. Ze maken
een afspraaak voor een telefonisch consult.

De noodlijn is gevestigd op de vierde verdieping vaneen kantoorgebouw
in hartje Ramallah. Bezoekers zijn er nauwelijks, al biedt het centrum
individuele hulp en familiecounseling.
Het taboe is nog groot. De man aan de lijn is helemaal een
uitzondering. Als er al om hulp wordt gevraagd, is dat door vrouwen in
nood.
En nood is er. Alle hulpverlenende instanties zijn het eens dat door de
intifada het geweld op alle fronten is toegenomen: het geweld van de
bezetter, het geweld op straat en het geweld in huiselijke kring.

Maha Aboe Daja Sjamas is directeur van het vrouwencentrum voor
rechtsbijstand en counseling. Ruim tien jaar geleden hielp ze bij de
oprichting van het centrum, eerste in zijn soort. Dat was aan het eind
van de eerste intifada. Het centrum hielp vrouwen die slachtoffer waren
van huiselijk geweld, het gaf rechtsbijstand en probeerde onderdak te
vinden voor vrouwen die die met de dood werden bedreigd vanwege
eerwraak. “Daarnaast hielpen we ook vrouwen die in handen waren
gevallen van de Israëli’s en tot collaboratie waren gedwongen”, vertelt
de directrice. “Dat gebeurde in het grootste geheim, want de
Palestijnse maatschappij, hoe traditioneel ook, kan overspel soms nog
vergeven, maar collaboratie is onvergeeflijk.”

Maha erkent dat het centrum behoorlijk tekortschoot. Sommige vrouwen
verdwenen geheel, emigreerden naar het buitenland, anderen werden
gedood.
“Als we over de intifada spreken, hebben we het altijd over de strijd
om het land, maar niemand heeft het over de destructie van mensen, het
geweld dat geweld in de hand werkt. Het is een explosief probleem dat
nog generaties lang zal doorwerken.”
Ironisch genoeg heeft juist de intifada ook ook geholpen bij het
bespreekbaar maken van het huiselijk geweld. “Omdat de bezetting als
schuldige wordt aangewezen, zijn de mensen eerder bereid het probleem
te onderkennen en aan te pakken”, zegt Maha.

Toch heeft het tien jaar geduurd voordat zeven maatschappelijk
werksters aan de slag konden. Ze bezoeken nu ook scholen, war ze
cursussen geven in het herkennen van slachtoffers van huiselijk geweld.
Het centrum probeert te helpen bij het bestrijden en te voorkomen van
“femicide” , eerwraak. ” Veel kunnen we niet uitrichten”, verzucht
Maha.
Met behulp van het ministerie voor vrouwenzaken wordt gewerkt aan het
eerste Palestijnse blijf-van-mijn-lijfhuis. De Italiaanse regering
heeft er geld voor gegeven, de rooms-ktholieke kerk heeft een stuk land
beschikbaar gesteld en de bouwplannen liggen klaar. De bedoeling is dat
het gebouw over twee jaar af zal zijn. Op papier is het een ambitieus
plan, met kinderopvang,en met de mogelijkheid voor vrouwen een
opleiding te volgen. Overigens blijkt uit onderzoek dat 88 procent van
de Palestijnen, opvanghuizen voor vrouwen overbodig vindt.
Echte cijfers over de nood zijn er nauwelijks.

De Palestijnse minister voor vrouwenzaken, Zamira Kamal, is hard bezig
met het verzamelen van data. Binnenkort wil ze een rapport uitbrengen
over de

Advertentie (4)