Shura Lipovsky betreedt op 26 november het podium van Cristofori Salon met het programma ‘Tender in Word and Sound’, waarin ze wordt begeleid door violiste Monique Lansdorp en cymbalist Jan Rokyta. Mischa Spel (NRC) sprak met de zangeres over haar liefde voor Jiddische liederen.
Shura Lipovsky: 26/11 22 uur Cristofori Salon, Prinsengracht 581-583, Amsterdam. Telefonisch reserveren dagelijks van 12-15 uur: 020 – 638 26 79 |
“Mijn liefde voor Jiddische liederen is er altijd geweest. De muziek
lag thuis gewoon op de piano. Toen ik twaalf was, het ik het bekende
Tum Balalaika eens doorgezongen. Daarna ben ik niet meer opgehouden.
Door de muziek roep je een wereld op die er niet meer is.”
Shura Lipovsky, een van de bekendste zangeressen van het Jiddische
lied, studeerde zang bij Margreet Honig en volgde lessen Jiddisch bij
Mira Rafalowicz in Amsterdam en aan de universiteiten van New York en
Oxford. Op het Joods Muziek Festival, tussen 25 en 28 november in het
Nieuwe de la Mar Theater en Cristofori in Amsterdam, brengt zij met
cymbalist Jan Rokyta en violiste Monique Lansdorp het programma
‘Tenderness in Word and Sound’ met Hebreeuwse, Sefardische en vooral
Jiddische liederen.
“Het begon met één liedje. Maar daarna spreek je iemand die nog van
huis uit Jiddisch spreekt, en voor je het weet roept de ene vraag de
andere op. Wat was dat voor cultuur, geplaagd en weggevaagd door
vijandigheid? Hoe wek je de schoonheid van die muziek met al zijn
volkse humor en wijsheid tot leven én geef je je rekenschap van het
feit dat men heeft getracht die cultuur uit te roeien? Ik kan de muziek
niet van die context scheiden. Jiddische liederen zijn een muzikale
weerspiegeling van de hele geschiedenis van het Joodse volk. Dat merk
je ook aan de thema’s; van feesten en familie tot angst en onrecht.
Maar de sombere onderwerpen zijn niet overheersend. Ik wil me daar ook
niet te zeer op richten – in tegendeel.
“In het programma ‘Tenderness in Word and Sound’ richt ik me vooral op
liejes over liefde, hoop, kwetsbaarheid. Dan kun je zeggen: woorden
zijn maar woorden, maar zowel geweld als tederheid begint bij het
woord. Dat bedoel ik niet soft en niet bestraffend, maar meer als
humanistisch, ethisch uitgangspunt: ‘Wat gij niet wilt dat u
geschioedt, doe dat ook een ander niet.’
“Melodisch zijn Jiddische liedjes doorgaans niet al te gecompliceerd.
Maar juist die eenvoudige directheid is vaak ontzettend mooi. Voor mijn
gevoel eist de intimiteit die daaruit voortkomt ook een heel specifieke
benadering. Daarom zing ik in het Jiddisch vaak een beetje alsof ik
spreek en kies ik voor lage, natuurlijke liggingen. De Sefardische
liederen zijn ‘vocaler’, daarin hoor je me meer aan het werk als een
‘klassieke’ zangeres.
“Alleen de tijd kan leren of het Jiddisch zal voortbestaan. De hype
zoals die hier is geweest en elders nog moet beginnen is daarbij niet
de essentie. Modes komen en gaan. Maar mensen en kunstenaars die vanuit
een diepgevoeld verlangen met de uitingen en de aard van de Jiddische
cultuur bezig zijn – en dan doel ik niet exclusief op joden – zullen er
altijd blijven zijn. Daarvan ben ik overtuigd. Buiten literatuur,
theater, muziek is het Jiddisch sowieso nog heel levend. In Brooklyn
kun je zelfs in het Jiddisch pinnen.”
Bron: NRC 22 november 2004
Klik op het logo voor het volledige programma van het Festival.