“Ajax en de gezellige bommentoer”, kopt het Algemeen Dagblad van 2 november, een dag voor het retourduel van de Amsterdamse club tegen Maccabi Tel Aviv. Maar de stemming onder de voetballers staat in schril contrast met de laconieke houding van de Israëli’s, schrijft sportverslaggever Sjoerd Mossou.
Bron: Algemeen Dagblad, 2 november 2004
Ajacied Daniel de Ridder had vooraf nog wel zo zijn best gedaan. De
zoon van een Israëlische moeder kent de scepsis over de veiligheid in
Isael.
“Geen zorgen, de situatie is al maanden stabiel”, stelde de
rechtsbuiten, die jaarlijks vakantie viert in Tel-Aviv, zijn
ploeggenoten gerust, direct na de Champions-Leagueloting. Om 15.20 uur
maandagmiddag verliest de geruststelling van De Ridder in een klap zijn
waarde. Direct na de landing op luchthaven van Tel-Aviv, regent het
sms-jes in het chartervliegtuig van de Ajax-selectie. Wesley Sneijder
is de eerste die het nieuws op zijn beeldschermpje ontdekt. ‘Aanslag in
Tel-Aviv, vier doden’, luidt de boodschap en het nerveuze gefluister
slaat toe onder spelers, bestuurders en supporters.
De stilte in de aankomsthal is een kwartier later veelzeggend. De
schrik zweeft door de ruimte, gevangen in een veertigtal verdwaasde
blikken. Hatem Trabelsi lacht normaal gesproken fulltime, maar zelfs
hij staart wat bedenkelijk voor zich uit. Pas na de paspoortcontrole
doen de Ajacieden een poging tot relativering. “Denk je lekker een
potje te gaan voetballen, krijg je dit”, zegt Rafael van der Vaart, met
een wat gekunstelde glimlach. Zijn vriendin Sylvie belde meteen na de
landing en de voetballer heeft haar kalmpjes gerust gesteld.
Bizar is het enige woord dat past bij de atmosfeer. Terwijl het
Amsterdamse gezelschap discussieert over hun veiligheid, willen
Israëlische jongetjes lachend op de foto met de Ajacieden. Bij de
spelers kan er nauwelijks een lachje vanaf. Voor de cameraploegen bij
de uitgang van het vliegveld is de zelfmoordaanslag op de fruitmarkt
niet eens een thema. De journalisten willen quotes en beelden van de
Ajax-spelers, liefst van De Ridder. De rechtsbuiten is beroemd in zijn
moederland en wordt voor de spelersbus belaagd door microfoons. In het
Hebreeuws vertelt de voetballer braaf dat het ‘vast een spannende
wedstrijd wordt woensdag’.
Voorzitter John Jaakke was in het vliegtuig als een van de eersten op
de hoogte van de aanslag, via een speciale telefoonverbinding. Ook
directeur Arie van Eijden voert na het nieuws voortdurend telefonisch
overleg in de bus naar het hotel.
Jaakke zocht direct contact met de UEFA, maar de Europese voetbalbond
ziet geen enkele reden om het duel af te gelasten of te verplaatsen.
“De UEFA verzekert ons dat het veilig is om hier te spelen”, aldus
Jaakke. “Dus wat kunnen we doen? Je weet dat dit soort dingen kunnen
gebeuren als je hier moet voetballen. Vooraf heb ik contact gehad met
Rummenigge, die hier vorige maand met Bayern Muenchen is geweest. Hij
vertelde dat de ontvangst geweldig was, ze hadden nergens klachten
over.”
Het contrast tussen het Nederlandse gezelschap en de plaatselijke
bevolking van Tel-Aviv is schril. In de broeierige binnenstad is geen
vleugje paniek te bespeuren, zelfs niet op een paar meter van de Carmel
markt, waar het drama zich een halve dag eerder afspeelde. De Israëli’s
lopen ongestoord door de omliggende straten, het leven van alledag is
allang weer opgepakt. “Als je hier wilt leven, kun je niet anders”,
vertelt gids Mike Enav. “De mensen gaan gewoon door met waar ze mee
bezig waren. We zijn immuun geworden voor dit soort dingen.”
Enav typeert het gevoel onder de Israëli’s met een cynische grap. “Zal
ik jullie ook de bar laten zien waar een paar jaar geleden de laatste
aanslag in Tel-Aviv is gepleegd? Dan maken we er gezellig een
b