Parsja 07 Lech Lecha (Beresjiet/Genesis 12:1-17:27)


G’d beveelt Awram zijn geboortegrond te verlaten om naar een onbekend land te trekken. Hij neemt vrouw, familieleden en personeel mee. G’d belooft hem tot een groot volk te maken.

Wegens een hongersnood daalt hij af naar Egypte, waar hij zijn vrouw
Sarai verzoekt voor zijn zuster door te gaan opdat hij niet vermoord
zal worden door de Egyptenaren. Ze komt aan het hof van de Farao maar
G’d zendt ziekten zodat Sarai ongedeerd blijft.
Na enige tijd keert Awram met de zijnen terug. Daar er te veel vee is
geeft Awram zijn neef Lot de keus waar hij zich zal vestigen. Hij kiest
voor de vruchtbare grond richting Sedom. Na een oorlog redt Awram de
krijgsgevangen Lot. Awram krijgt een visioen, dat zijn nakomelingen 400
jaar onder een vreemd juk gebukt zullen gaan, maar dat ze rijk aan
bezit zullen weerkeren in hun land. Na tien jaar huwelijk heeft Sarai
nog geen kinderen. Daarom vraagt ze Awram een kind bij Hagar te
verwekken, zodat Sarai uit haar opgebouwd zal worden. Er komt ruzie
tussen de vrouwen en Hagar vlucht de woestijn in. De zoon die zij baart
heet Jisjmaeel. G’d geeft Awram de opdracht zichzelf en alle mannen en
jongens in zijn huis te besnijden. Het is een Verbond tussen G’d en
Awrams nakomelingen. Wie nog geboren zal worden, moet met de 8e dag
besneden worden. Awram wordt in het vervolg Awraham en Sarai Sara.
Daarna belooft G’d het echtpaar een zoon, ondanks hun leeftijden: 100
en 90 jaar!
 

Lech Lecha is de 3e van de 12 parsjiot van Bereesjiet. Bevat 1 mitswa: de Beriet-Mila.

Koheen, 1e Alija (12:1-13) Awram wordt opgeroepen om zijn vaders huis te verlaten en belandt door hongersnood in Egypte.

Koning Nimrod, de koning van het Oer der Chaldeeuwen, de geboorteplaats
van Awraham, werd door zijn astrologen gewaarschuwd, dat er groot
gevaar dreigde. De sterren voorspelden dat er een jongen geboren zou
worden die de ?onsterfelijkheid’ van Nimrod zou ontkennen. Toen werd
besloten om alle pasgeboren baby’s te doden. Terach vertelde zijn vrouw
Amtalai hun pasgeboren baby in een grot te verstoppen. Daar groeide
onze eerste Aartsvader op, ver weg van de kwade wereld. Hij erkende G’d
al toen hij drie jaar oud was. Awraham kwam tot zijn G’dsgeloof door
beredenering:  “Misschien moet ik de aarde dienen, omdat we de
producten daarvan eten. Maar de aarde is niet almachtig, omdat de aarde
afhankelijk is van regen! Moet ik me dan maar buigen voor het
firmament? In de hemel lijkt de zon het sterkste omdat hij de wereld
warmte en licht geeft.

Awraham boog zich voor de zon maar toen het nacht werd, begreep hij dat
de zon plaats moest maken voor de maan. De volgende ochtend zag hij dat
ook de maan niet almachtig was. Toen hij de natuurwetten en het ritme
van dag en nacht en alle opeenvolgende seizoenen besefte, begreep hij
dat er een almachtige Schepper moest zijn. Hoe kon het anders zijn, dat
alle hemellichamen precies op tijd opkwamen en ondergingen? Er moest
een hogere intelligentie zijn volgens Awraham.

Het bestaan van G’d kan op verschillende manieren worden aangetoond. Er
is een bekende Midrasj (achtergrondverklaring), die zo’n discussie van
Rabbi Akiwa en een tijdgenoot weergeeft.  “Hoe weten jullie zo
zeker, dat G’d de wereld geschapen heeft?”, vroeg een heiden aan Rabbi
Akiwa.  “Wie heeft jouw kleren gemaakt?”  “De kleermaker
natuurlijk”, zei de heiden. Toen hernam Rabbi Akiwa:  “Kan je dat
bewijzen?”. De heiden zei, dat het onmogelijk was, dat een kledingstuk
vanzelf zou ontstaan.  “Zo ook”, zei Rabbi Akiwa,  “is het
met de schepping van de wereld. De wereld zit zo complex in elkaar, dat
het onmogelijk is dat alles vanzelf is ontstaan. Er moet een Schepper
zijn.”

Andere Chagamiem (Wijzen) geven het voo

Advertentie (4)