LJG: Sidra Noach; Beresjit (Genesis) 6:9-11:32


Dit zijn de nakomelingen van Noach. Noach was een rechtschapen man in zijn tijd. Noach wandelde met God. (Beresjit [Genesis] 6:9)

HET COMMENTAAR VAN DE WEEK

HaRav Kook (Rabbijn Awraham Jitschak Kook):
De rabbijnen van de midrasj wezen erop dat Awraham op een hoger
geestelijk niveau stond dan Noach. Noach wandelde met God; Awraham voor
God, voor God uit. “Wandel voor Mij en wees volmaakt.” (Midrasj
Beresjit Rabba 30:10).

Nu is er een derde uitdrukking in de Tora: “achter God wandelen”:
“Achter de Eeuwige, uw God zult u wandelen” Dewarim [Deuteronomium]
13:5. Als met God samen wandelen op een lager peil staat dan voor God
wandelen, dan is achter God wandelen zeker een nog mindere verdienste!
Zou de Tora ons niet moeten opdragen om voor God te wandelen, zoals
Awraham deed, of op zijn minst samen met God, zoals Noach deed? Moeten
wij niet naar de grootst mogelijke perfectie streven?

De derde uitdrukking, “wandelen achter God,” vereist uitleg. Nadat de
Tora eenmaal ons was gegeven, werd het niet langer mogelijk om voor God
te wandelen, of zelfs met God, maar slechts achter God. Ons wandelen is
God achterna, onze beleving van God is ex post facto – na wat er op de
Berg Sinai plaatsvond. Bij de berg Sinai bereikte Israël de staat van
Adam voor de Zondeval. De mens zou opnieuw onsterfelijkheid hebben
genoten, ware het niet dat de zonde van het Gouden Kalf (TB Awoda Zara
5a), er meteen op volgde.

Klik op het logo om op de website van de LJG verder te lezen.

Advertentie (4)