‘Sharon moet de cel in’


Dat vinden althans de AEL en het Palestina Komitee, die de Israëlische premier verantwoordelijk houden voor de moord in 1982 op 3000 Palestijnen in de Libanese vluchtelingenkampen Sabra en Sjatila. In Het Parool een verslag van een bijeenkomst die begon met een ooggetuigeverslag.

Het is doodstil in het zaaltje aan het Eerste Weteringplanstoen in
Amsterdam als de Palestijnse Souad Srour vertelt hoe haar familie in
1982 in Beiroet door christelijke milities werd vermoord. “Op weg naar
huis zagen we lijken op straat en overal bloed.” Eenmaal thuis werd er
op de deur geklopt. “Dertien gewapende mannen stonden voor de deur.
MIjn vader werd in zijn gezicht geslagen. We moesten inb een kamer met
ons gezicht naar de muur gaan staan. Mijn broers van drie, zes en elf
jaar en mijn twee zusjes van zeven maanden en anderhalf werden ter
plekke doodgeschoten. Net als de buurvrouw. Mijn btoertjes van twaalf
en negen bleven in leven omdat ze zich op de wc hadden versopt.” Dan
breekt de stem van Srour. Hoewel ze het verhaal al vaak verteld heeft,
kan ze niet meer verder. De tolk pakt het papier uit haar handen en
vertelt. Dat de soldaten Srour, toen veertien jaar, voor de ogen van
haar vader verkrachtten. Srour werd in haar hoofd geschoten en raakte
bewusteloos. Toen ze bijkwam zag ze de katten over de lijken lopen.
Nadat één ziekenhuis haar weigerde omdat ze Palestijnse was, zei een
behandelend arts van een ander hospitaal dat ze voor verdere
behandeling naar het buitenland moest. De auto waarin ze zat werd
aangehouden, door dezelfde soldaten. Dat weet ze heel zeker. Ze werd
opnieuw verkracht en voor dood op het strand achtergelaten.

Pas na twee jaar kon ze weer praten, en sindsdien wil ze gerechtigheid
voor de slachting in de vluchtelingenkampen Sabra en Sjatila waar naar
schatting 3000 mensen werden vermoord. Srour wil dat de huidige premier
van Israël, Ariel Sharon, veroordeeld wordt. Hij gaf in zijn functie
van generaal en minister van defensie zijn leger opdracht de kampen in
West-Beiroet te omsingelen. Daarna liet hij Libanese christelijke
milities, waarvan de leider kort tevoren bij een bomaanslag om het
leven was gekomen, de kampen binnentrekken. Twee dagen lang liet het
Israëlische leger hen begaan.

Na de intocht van het Israëlische leger in Beiroet had Sharon zijn
intrek genomen in de ambassade van Koeweit, vanwaaruit hij een
onbelemmerd uitzicht had op de kampen.
De Verenigde Naties veroordeelden de slachting, en Sharon moest aftreden als minister van defensie.

Wim Lankamp van het Nederlands Palestina Komitee is verbijsterd dat
premier Balkenende zijn Israëlische ambtgenoot heeft uitgenodigd voor
een bezoek aan Nederland. “De enige plek waar Sharon vrij naar toe mag
is een cel in de gevangenis van Scheveningen. Nederland heeft
internationale verdragen ondertekend waarin is vastgelegd dat een land
verplicht is een orlogsmisdadiger die zich op zijn grondgebied bevindt,
strafrechtelijk te vervolgen. Dat is voor de huisbaas van het kersverse
Haagse strafhof een buitenkans.”

Dyab Abou Jahjah, de Belgische voorzitter van de Arabisch-Europese Liga
klaagde Sharon al in 1999 aan wegens diens betrokkenheid bij genocide.
De Belgische wetgeving maakte het mogelijk verdachten aan te klagen
voor volkerenmoord, ongeacht de nationaliteit. Tijdens de bijeenkomst
in Amsterdam zei Jahjah er destijds zeker van te zijn dat Sharon zou
moeten boeten. Sabra en Sjatila zijn schoolvoorbeelden van een zaak
waarop de genocidewet van toepassing zou moeten zijn. “Maar
terugkijkend moet ik toegeven dat ik een veel te naief idee had over
wat er altijd in Europa over het begrip rechtsstaat wordt gezegd. Een
paar dagen nadat wij de aanklacht hadden ingediend werd de wet
gewijzigd en ontsprong Sharon de dans.”

Volgens Jahjah vormen Sabra en Shatila slechts één episode in een reeks
‘zionistische gewelddadig

Advertentie (4)