Op Soekot lezen wij uit de Tora over de plantenbundel loelav en de soeka (loofhut):”De eerste dag moeten jullie de vrucht van een mooie boom (etrog) opnemen, takken van dadelpalmen (loelav) en een tak van een ‘gevlochten boom’ (myrthe) en beekwilgentakken. Zeven dagen lang moeten jullie feestvieren ten overstaan van HaSjeem, jullie G’d”… Zeven dagen lang moeten jullie in hutten wonen… (Lev./Wajikra 23:40-42).
De arba’a miniem – de vier soorten
Symboliek van loelav
De arba’a miniem – de vier soorten – die wij op Soekot schudden kennen
vele symbolieken. Zo moet de etrog (citrusvrucht) authentiek zijn. Er
mag geen vreemde soort in vermengd zijn en hij moet een hechsjeer
hebben van een halachische autoriteit, dat er in de loop der eeuwen
geen andere soorten in de etrog geslopen zijn. Originaliteit en
authenticiteit – zo moet ook ons Jodendom er uit zien. Geen vermenging
met andere culturen, geen vreemde invloeden van buitenaf. Onze
G’dsdienstbeleving blijft het zuiverst wanneer wij het nemen zoals het
is en niet proberen aan te passen aan allerlei moderne ideeen en
stromingen.
Geen generatiekloof
Dit is ook onze boodschap voor onze volgende generatie. De etrog
(citrusvrucht) wordt hadar genoemd in de Tora. Hadar betekent
allereerst mooi maar tevens ‘iets wat blijft hangen aan de boom’. Een
van de eigenschappen van de etrog is, dat het veel langer aan de boom
blijft hangen dan andere vruchten. Wanneer er alweer een nieuwe oogst
aan de bomen hangt, zijn de oude etrogiem nog steeds aanwezig. Het
geeft aan dat er tussen de generaties geen kloof mag bestaan. Wanneer
we het jodendom goed, puur en authentiek beleven, zullen we die
generatiekloof tussen ouders en kinderen mogen overslaan.
Eigendom
De etrog moet ook ons eigendom zijn. Wanneer we werkelijk willen
groeien in onze Tora-beleving, moeten wij dicht bij onszelf blijven
staan. We kunnen de ideeën en idealen van anderen niet gebruiken als
het gaat om onze eigen psycho-religieuze groei. Het moet vanuit ons
binnenste opborrelen, willen we werkelijk kunnen zeggen dat wij de
lessen van Soekot begrepen hebben. Soekot heet Chag Ha’asief – het
feest van de inzameling. We oogsten gedurende Soekot de vruchten van
onze inspanningen gedurende de zomer toen wij tesjoewa deden uit de
bitterheid om de verwoesting van de Tempel. We nemen de gevoelens van
ontzag, vrees en hoop uit de 40 dagen voor Jom Kippoer mee naar de
winterperiode maar ook de vreugde en liefde die we tijdens het
Soekot-feest ervoeren.
Het lichaam van de mens
In de Midrasj worden de vier soorten van de arba’a miniem (plantbundel)
vergeleken met delen van het lichaam van de mens. Vaak is er een
vormgelijkenis. De palmtak loelav is een weergave van de wervelkolom.
In de etrog ziet men het hart. De blaadjes van de mythetakken
symboliseren de ogen en wilgentakken staan voor de lippen. Op deze
manier verenigt de mens al zijn organen om G’d te dienen. De
overtredingen die men met deze ledematen beging, worden hierdoor
gerectificeerd. Wanneer wij de mitswa van het loelav-schudden met de
juiste intentie, aandacht en devotie uitvoeren, worden alle gebreken
die zijn ontstaan door onze schending van de ge- en verboden,
uitgewist. De etrog moet fraai zijn volgens de Tora (Wajikra 23:4). De
etrog symboliseert het hart, het orgaan waar onze gevoelens zetelen en
dat de bron vormt van al ons handelen. In feite moeten alle soorten
mooi zijn. Wij moeten al onze organen, geheel ons leven verheffen zodat
zij tot het hoogste plan van perfectie gebracht worden.
Grote uitgaven voor een kleine vrucht
De Talmoed vertelt (B.T. Soeka 41b) dat Rabban Gamliel, Rabbi
Jehosjoe’a, Rabbi Elazar ben Azarja en Rabbi Akiwa eens samen een
zeereis ondernamen. Alleen Rabban Gamliel had een loelav. Hij had
hiervoor duizend zoez – een exorbi