Sidra Ki Tavo opent met de opdracht om de eerste vruchten naar de kohanim te brengen. Dit ritueel bevat een pasoek die velen zullen herkennen uit de Hagada voor Pesach, waar we eraan herinnerd worden dat “mijn vader een als een nomade levende Arameeer was”. Het wordt gevolgd door een ander ritueel voor het afstaan van tienden. Beide rituelen geven uiting aan Gods gezag over het land.
Dan treffen we een dramatisch ritueel aan, Tochacha – “vermaning” – genoemd, dat de Joden moeten voltrekken wanneer zij voor het eerst de Jordaan oversteken en het Beloofde Land binnengaan. Als een herbevestiging van Israëls aanvaarding van het Verbond met God, moet de Tora op twaalf stenen worden geschreven, die als een monument op de top van de berg Ewal moeten worden gezet. Dan worden de stammen in tweeen verdeeld, zes stammen moeten de berg Gerizim beklimmen en zes de berg Ewal. De kohanim en de levieten stonden, met de Ark van het Verbond, in de vallei tussen hen in. Daar spraken ze hardop een serie vervloekingen uit, die zouden komen over iedereen die zich niet aan Gods geboden hield, en een serie zegeningen die hen ten deel zouden vallen die overeenkomstig Gods geboden leven. Na elke uitspraak antwoordde het volk: “Amen”. De sidra eindigt met het slotpleidooi van Mosje, waarin hij nog een keer vertelt wat God in de afgelopen veertig jaar allemaal voor Israël gedaan heeft.
Klik op het logo om op de website van de LJG verder te lezen.