Rob Cassuto zette enige observaties en gedachten op papier naar aanleiding van de uitvoering van het toneelstuk ‘Niemandsland’ van de Engels-Joodse toneelschrijver Harold Pinter. Maar een recensie wil hij het niet noemen.
Als je in de loop over de hindernisbaan van het leven, de indoctrinatie
van je jeugd, de verwerving van vaardigheden, een gezin, een carriere,
een reputatie, misschien zelfs roem, ook iets bent verloren, zoiets als
het contact met wie je werkelijk bent, met je innerlijke essentie, zeg
maar je ziel, zoals dat in meerdere of mindere mate de meeste van ons
overkomt – toch? – , kan dat contact dan ooit teruggevonden worden….
Die vraag lijkt mij aan de wortel te liggen van het stuk Niemandsland
van de Engels-Joodse toneelschrijver Harold Pinter. Een
veronderstelling die niet meteen opkwam, toen ik het stuk afgelopen
zaterdagavond aan mij voorbij zag trekken in de pittoreske Koninklijke
Schouwburg aan het Haagse Voorhout.
Als het zaallicht dooft zie ik in een hel belicht klinisch wit decor de
acteurs Carol Linssen en Lou Landre. De eerste is de sjieke en voorname
zestiger Hirst en hij lijkt zijn wat verlopen leeftijdgenoot en
metgezel Spooner, uit de kroeg te hebben opgepikt (of Spooner geeft
zich opgedrongen) om thuis nog een glas of wat te drinken. De oude heer
blijkt een literaire beroemdheid en de sjofele man een dichter en
armoedige literaire sappelaar in de marge. In een uitgebreide dialoog
tasten ze elkaar af en rijst de vraag wat ze met elkaar hebben. Wat wil
Spooner en wat is de bedoeling van Hirst met het over de vloer halen
van deze vreemde gast. Twee bedienden van Hirst interrumperen dit
proces herhaaldelijk; ze blijken het leven van hun baas geheel te
regisseren.
De thema’s die zich in de interactie tussen Spooner en Hirst en de
interventies van de twee bedienden presenteren zijn typisch
Pinteriaans: de raadselachtigheid van herinneringen, de uiterste
subjectiviteit van ieders verhaal, het subtiele bedrog dat de een aan
de ander pleegt, het perverse machtsspel, de bedekte klassestrijd en de
verborgen erotiek die alle communicatie doortrekt. Hirst, de beroemde
literator is een alcoholist wiens geest lijkt te desintegreren in
hallucinaties en verwarde herinneringen. Spooner lijkt zich in het
leven van de machtige en rijke Hirst te willen indringen; in allerlei
toonaarden biedt hij zijn gezelschap en vriendschap aan. De bedienden
willen het leven van hun baas blijven beheersen, niet in het minst door
de drankvoorziening (en misschien seksuele diensten), en zien Spooner
als een bedreigende indringer.
Verschillende indrukken passeren je toekijkend oog. Aanvankelijk denk
je dat Spooner een oplichter is, die de oude Hirst psychisch of
materieel een poot wil uitdraaien. Dan krijg je de indruk, dat een
homoseksueel motief de interactie tussen de oude mannen bepaalt, als
Spooner zich tot voyeur bekent, allerlei seksuele toespelingen maakt en
zich als vriend aanbiedt. In het middenstuk blijkt Spooner opeens door
Hirst herkend als jeugdvriend. Hirst snoeft over zijn Don-Juanistische
escapades, waaronder, quasi terloops gedebiteerd, zijn geheime
verhouding met de vrouw van Spooner; mogelijk is Spooner bezig met een
subtiele wraakactie, denk je even. Maar was Spooner echt die
jeugdvriend of gaat hij als een kameleon gedienstig mee in deze
plotselinge stortvloed aan geëxalteerde jeugdherinneringen? Is Spooner
misschien de Dood die afrekening komt vragen? Maar je weet meteen, bij
Pinter lijkt niets wat het is. Intussen spelen de bedienden hun
machtspel. De huismeester en de secretaris willen dat alles blijft
zoals het is. Ze hebben ieder hun eigen belang in de relatie met hun
baas. Voorlopig dulden zij met tegenzin,