In de 19e eeuw woonden ongeveer 5000 joden in de Indiase stad Calcutta. Veel joden waren vluchtelingen uit Irak. Niet gevlucht vanwege vervolgingen maar vanwege de hoge belastingen die werden gevraagd van niet moslims.
Tegenwoordig wonen er nog maar 40 joden in Calcutta, een stad waar meer
dan 13 miljoen mensen wonen. Allemaal hebben ze de pensioengerechtigde
leeftijd bereikt maar vastbesloten om het joodse erfgoed te bewaren
voor volgende generaties. De meeste joden zijn na de onafhankelijkheid
van India vertrokken naar Israël, de VS of naar Australië om te
voorkomen dat ze werden geïdentificeerd met de voormalige
koloniale leiders.Twee van de vijf sjoels zijn tegenwoordig nog in gebruik. De
grootste van de twee, Maghen David, lijkt van de buitenkant op een kerk door de
klokketoren en wordt ook de joodse kerk genoemd.
De joden in India komen oorspronkelijk uit het Midden-Oosten en hebben
joods-arabische gebruiken. In de 19e eeuw kozen de welgestelde
joodse families voor islamitische bedienden. Zij hadden
tenminste overeenkomstige gebruiken en vonden het prettig om voor
joodse families te werken omdat ze dan geen varkensvlees hoeften te
bereiden. Islamieten werkten ook voor de synagoges. Tot op de dag van
vandaag is een team van 10 moslims verantwoordelijk voor het onderhoud
en de bouw van de soekkot.
Niemand vindt dat vreemd ondanks de gespannen situatie tussen joden en
moslims in andere delen van de wereld. Nasir Ahmed, een van de oudste
teamleden, zegt: “Wij zijn moslims en zij zijn joden maar we hebben
dezelfde profeten, we eren ze en zeggen onze gebeden. Daarbij doen wij wat onze voorouders
deden, het is traditie geworden en daar zijn we trots op.”