Route veiligheidsbarrière moet worden aangepast


Het Israëlische hooggerechtshof heeft uitspraak gedaan naar aanleiding van een petitie die was aangespannen door bewoners van Mefasseret Zion en Arabische buurdorpen. Over een lengte van 30 km moet het traject worden verlegd.

Het is de eerste belangrijke rechterlijke uitspraak over het stelsel
van muren en hekwerken dat Israël aanlegt op de Westelijke Jordaanoever
om terroristen buiten te houden. Van de veertig kilometer lange
barrière in aanleg, ten noorden en noordwesten van Jeruzalem, kon
slechts tien kilometer hiervan bij de rechters door de beugel. Dat
betekent dat het leger drievierde deel van de geplande route moet
wijzigen.

Het hof publiceerde gisteren wel een kaart met suggesties van de
petitionarissen en een groep oud-militairen, verenigd in de ‘Raad voor
Vrede en Veiligheid’.

De rechters bogen zich over de vraag of het leger een juiste balans
creëerde tussen enerzijds de veiligheidsbehoeften van Israël en
anderzijds de humanitaire belangen van de 35.000 Palestijnen die in het
desbetreffende gebied wonen. Palestijnen zullen door de aanleg van de
afscheiding moeilijk hun landbouwgronden kunnen bereiken en de steden
waarop ze aangewezen zijn voor dienstverlening. Het hof kwam tot de
conclusie dat het leger de balans buitenproportioneel heeft laten
uitslaan naar de veiligheidsnoden van de staat.

De rechters kwamen tot de conclusie dat de petitionaris en de gedaagden
daarover geen uitputtende argumenten naar voren hebben gebracht. Ze
accepteerden wel de claim van de regering dat de redenen voor de aanleg
van het hekwerk niet van politieke aard, maar van veiligheidsaard zijn.
Dat betekent in de praktijk dat ze geloven dat de afscheiding geen
politieke grens hoeft te gaan vormen tussen Israël en een toekomstige
Palestijnse staat.

Het tweede deel van de beschouwingen had betrekking op vraag naar de
balans tussen Israëls veiligheidsbehoeften en de humanitaire rechten
van de Palestijnen.

Bij het hof liggen nog ca. twintig andere petities tegen de
veiligheidsbarrière die betrekking hebben op andere delen van de
afscheiding. Enkele petities zijn van algememe aard en vechten de
rechtsgeldigheid van de hele afscheiding aan, maar de meeste
petitie-indieners vinden dat de geplande route in een bepaald gebied
moet worden gewijzigd.

De uitspraak van gisteren betekent dat het leger bij de aanleg de
humanitaire belangen van de Palestijnen meer in beschouwing moet nemen
dan het tot dusver heeft gedaan. In de praktijk zal dat vaak betekenen,
dat de route dichter bij de grens van Israël van vóór 1967 zal komen te
liggen dan het leger en de regering van plan waren.

Palestijnen hebben gezegd dat Israël de veiligheidsbarrière dient aan
te leggen binnen de ‘Groene Lijn’ zelf, zoals de grens van vóór 1967
wel wordt genoemd. De regering leger is dat niet van plan, omdat de
afscheiding dan te weinig de veiligheid zou garanderen aan Joden die op
de Westelijke Jordaanoever wonen.

De regering besloot de veiligheidsbarrière aan te leggen na een golf
van Palestijnse terreur die aan meer dan 900 Israëliërs het leven
kostte. Een van de redenen waarom de aanslagen in Israël de afgeslopen
maanden zijn verminderd, is dat de constructie op bepaalde plaatsen is
afgerond.

 Het uitspraak werd geschreven door de president van het
Israëlische Hooggerechtshof, Aharon Barak. Twee andere rechters,
vice-voorzitter Eliahu Mazza en rechter Mishael Cheshin, stemden ermee
in.
De gedaagden waren de commandant van het Israëlische leger op de Westelijke Jordaanoever en de regering van Israël.

 Op 9 juli zal het Internationale Gerechtshof (ICJ) in Den Haag op
verzoek van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een
uitspraak doen over de juridische kanten van de afscheiding. Deze
uitspraak is voor Israël niet bindend, maar in Jeruzalem

Advertentie (4)