Het Israëlische hooggerechtshof heeft unaniem bepaald dat het kopen en verkopen van varkensvlees niet langer verboden is. Met deze opmerkelijke beslissing zijn locale verbodsbepalingen van tafel geveegd.
De beslissing baseert zich op de landelijke vrijheid van beroepskeuze
en beroepsuitoefening. Volgens minister van binnenlandse zaken Avraham
Poraz is de beslissing belangrijk als teken van justitiële
betrokkenheid bij het verdedigen van de vrijheid van het individu en
als tegendruk tegen de dwang van religieuze partijen. “Locale overheden
hebben niet het recht om zulke generaliserende bepalingen in te stellen
voor de verkoop van varkensvlees. Daarom is de bemoeienis van het
hooggerechtshof gerechtvaardigd.”
De voorzitter van de Shas-partij Eli Yishai noemt in een woedende
reactie de beslissing van het hooggerechtshof ‘een nagel recht in het
hart van de doodskist waarin de identiteit van de joodse staat ligt’.
Zelfs grote links-politieke leiders hebben deze stap nooit willen
zetten, aldus Yishai.
De steden die door de nieuwe regels direct getroffen worden zijn Bet
Shemesh, Karmi’el en Tiberias. In delen van de stad waar geen
overtuigende tegenstand is tegen de verkoop van varkensvlees mag de
gemeente geen verbod meer laten gelden. Daarvoor moeten plaatselijke
autoriteiten nu nieuwe regels vaststellen die niet in strijd zijn met
de landelijke bepalingen.
De vandaag bereikte beslissing markeert het einde van een slepende
procedure die in 2001 werd ingezet door Knessetlid Marina Solotkin, de
Shinui-partijen en een vleesverwerkend bedrijf.
Aangevochten werd het verbod op varkensvlees in stedelijke gebieden dat
gold in Beit Shemesh, Karmi’el en Tiberias. De toenmalige minister van
binnenlandse zaken had niet opgetreden tegen de wurgende
verbodsbepalingen op de verkoop van varkensvlees.
De drie genoemde steden kregen in de jaren negentig een grote toevloed
van niet-religieuze immigranten uit de voormalige Sovjetunie te
verwerken, die er relatief goedkoop konden wonen en gemakkelijk werk
vonden. Wat ze er misten waren de varkensvleesproducten uit hun
voormalige vaderland. Onder de Russische nieuwkomers waren ruimschoots
voldoende ondernemers te vinden die maar al te graag het gat in de
markt wilden opvullen. Om de explosieve toename in het aantal verkoop-
en productiepunten te beperken maakten steeds locale overheden hun
eigen regels. De verkoop werd verdreven naar afgelegen plekken waar
mensen zonder auto (en veel van de ‘oliem chadasjiem’ hebben die niet)
niet of nauwelijks konden komen.
De petitie uit 2001 druiste in tegen het bij wet geregelde
basisprincipe van vrijheid van beroepskeuze. In oktober 2001 werd een
beslissing over de beperkende wet opgeschort, en sindsdien gebeurde er
weinig, omdat een betrouwbaar beeld van de populatie en de scheiding
tussen seculiere en religieuze bevolkingsgroepen van de drie genoemde
steden op zich liet wachten.