Parsja 32 Beha’alotecha (Bemidbar/ Numeri 8:1 – 12:16)


Aharon krijgt een aantal voorschriften, evenals de Levieten. De laatsten assisteren de kohaniem.

BEHA’ALOTECHA (bij het aansteken): Numeri 8:1 ? 12:16

Toen de tijd gekomen was voor het Pesachoffer bleken sommige mannen
onrein. Zij krijgen verlof voor een inhaalmogelijkheid, het Pesach
sjenie. De stammen trekken op of blijven op hun plaats als de wolk of
de vuurzuil optrekt of pas op de plaats maakt. Het optrekken geschiedt
volgens een vastgestelde volgorde. Er moeten twee zilveren trompetten
gemaakt worden. Alle verschillende tonen hebben een speciale betekenis.

Bij het vertrek richting Israël vraagt Mosjé zijn schoonvader mee te
gaan. Jitro wil echter naar zijn eigen land terugkeren. Als het volk
klaagt omdat ze geen vlees kunnen eten en het Egyptische menu in de
herinnering roept, breekt een Hemels vuur uit. Mosjé is wanhopig en
beklaagt zich om de zware last die het volk op hem legt. HaSjeem
besluit de leiderslast te verdelen over 70 oudsten. Het volk wordt
beloofd dat ze een maand lang vlees zullen eten, totdat het hun neus
uitkomt omdat ze G’d versmaad hebben. Inderdaad komen geweldig veel
kwartels neer maar de G’ds woede treft het volk zwaar. Mirjam spreekt
met haar broer Aharon kwaad over Mosjé; HaSjeem maakt duidelijk dat Hij
direct met Mosjé, een zeer bescheiden mens, spreekt. Mirjam wordt
melaats en Mosjé dawwent (bidt) voor haar.

Numerieke gegevens: Beha’alotecha is de 36e sidra, de 3e van 10 uit het
boek Bemidbar. Beha’alotecha bevat 136 peroekiem, 3 ge- en 2 verboden.

Eerste alija (Koheen 8:1-14)

Aharon krijgt instructies over de menora. De menora wordt wederom
omschreven. De lampen moeten richting de centrale stam schijnen. Mosjé
krijgt opdracht om de levi’iem af te zonderen van het volk en hen te
reinigen. Zij worden ritueel gewassen, al hun haar wordt geschoren, hun
kleren worden gereinigd. Verschillende offers en ceremoniën begeleiden
deze afscheiding.


Vorige week ? in Naso – werd beschreven hoe de nesie’iem
(voorzitters) van de twaalf stammen het altaar van het Misjkan
inwijdden met hun offers. Eén nasí moest toekijken. Dat was Aharon, de
voorzitter van de stam Levi, die geen offers bracht bij de inwijding.
De stam Levi mocht niet meedoen. Aharon meende dat G’d hem de zonde van
het gouden kalf nog niet vergeven had. De stam Levi was in mineur. Maar
Aharon mocht niet meedoen omdat G’d voor hem een andere erebaan in
gedachten had. Hij zou de mitswa (het gebod) krijgen van het prepareren
van de Menora (de luchter). G’d troostte Aharon: “Wees niet treurig!
Voor jou heb ik een mitswa, die groter is dan alle andere offers. Jouw
achterkleinkinderen, de Makkabeeën zullen voor eeuwig het Chanoekafeest
instellen terwijl de chanoeka (inauguratie) van de stamvoorzitters
slechts een éénmalige zaak is” . Het feit, dat Aharon het als een gemis
ervaarde niet te mogen delen in een mitswa, waarin anderen wel mochten
participeren, is op zich al een opsteker! We mogen niets missen van de
mitswot, die we tegenkomen!
Voor de Menora stond een opstapje van drie treden. Voordat Aharon de
Menora aanstak, moest hij op dit trapje staan, hoewel hij lang genoeg
was om het zonder dit opstapje te doen. Een Misjna (Spreuken der
Vaderen 4:21) stelt dat ?jaloezie, passie en eerbejag de mens uit deze
wereld kunnen verdrijven’. De Tora leert ons dat wanneer wij het licht
van de Tora willen verspreiden, wij onze jaloezie, lust en eerbejag
moeten overwinnen.

Tweede alija (Levi 8:15-26)

Na deze procedures zijn de levi’iem klaar voor hun taken in het Bet
haMikdasj naast de kohaniem. Levi’iem vervangen nu de eerstgeborenen,
die eigenlijk geheiligd waren bij de uittoc

Advertentie (4)

Wekelijkse Nieuwsbrief

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief (of klik op het kruisje rechtsboven)