De petitie van vier Israëlische mensenrechtenorganisatie tegen de commandant van het leger in de Gazastrook is door het Israëlische Hooggerechtshof ontvankelijk verklaard. Yoav Mordechai werd gehoord, ND-correspondent Alfred Muller doet verslag.
Op 20 mei stelden een viertal Israëlische mensenrechtenorganisaties, t.w. Artsen voor de Mensenrechten, de Associatie voor
Burgerrechten in Israël, het Centrum voor de Verdediging van het
Individu en B’Tselem, dat het Israëlische leger zich dient te houden aan de normen van het
internationaal en Israëlisch recht als het militaire operaties
uitvoert.
De organisaties eisten onder meer dat het leger
medische zorg toestaat en de toevoer van elektriciteit, water,
voedsel en medicamenten herstelt. Twee dagen daarvoor was het
leger een operatie begonnen in Rafah, in de Gazastrook, met het doel
tunnels voor wapensmokkel en gewapende strijders op te sporen. Bij deze
operatie vielen tientallen doden en gewonden.
Kolonel Mordechai zei dat het leger belangrijke pogingen deed om
tegemoet te komen aan de noden van de bevolking. Het leger nam een
aantal stappen om de te verwachten humanitaire problemen te verhelpen.
Een ‘humanitaire hotline’ moest dienen als een communicatiekanaal voor
de hulporganisaties. Een verbindingskantoor regelde contacten tussen
het leger en het Palestijnse ministerie van Gezondheid, het Rode Kruis
en de Rode Halve Maan en de ziekenhuizen. Verbindingsofficiers waren
aanwezig bij de militaire acties om zorg te dragen voor de evacuatie
van Palestijnse gewonden.
De gedaagde wees erop dat de situatie waarin het leger opereert
gecompliceerd is. Palestijnse strijders schoten op soldaten terwijl ze
zich onder de burgerbevolking bevonden. Het leger stelde ook dat de
vier organisaties zich baseerden op Palestijnse bronnen die de ernst
van de situatie zouden overdrijven.
Het hof sprak zich niet uit over de vraag of het verstandig was de
operatie te voltrekken, maar wel over de vraag of deze op wettelijke
wijze werd voltrokken. De president van het hof, Aharon Barak, wees
erop dat Israël geen “geïsoleerd eiland” is, maar deel uitmaakt van het
internationale systeem. “De militaire operaties van het Israëlische
verdedigingsleger worden niet gehouden in een wettelijk vacuüm. Er zijn
wettelijke normen van het internationaal gewoonterecht, van de
verdragen waaraan Israël meedoet en van de fundamentele principes van
de Israëlische wet, die bepalen hoe de militaire operaties moeten
worden uitgevoerd.” De staat is ook gebaseerd op joodse en
democratische waarden die mensenrechten en menselijke waardigheid
respecteren.
Het hof bepaalde dat het leger de plicht heeft te zorgen voor de
toevoer van voedsel en medicijnen en het functioneren van de medische
faciliteiten. Het leger kan daarbij geassisteerd worden door
organisaties als het Rode Kruis en de UNRWA (de VN-organisatie voor
hulp aan Palestijnse vluchtelingen), maar hun acties ontslaan het leger
niet van de plicht zelf maatregelen te nemen. Het feit dat Palestijns
medisch personeel misbruik heeft gemaakt van ambulances en ziekenhuizen
mag het leger er niet toe bewegen de regels naast zich neer te leggen.
Palestijnen hebben ambulances gebruikt voor wapenvervoer en vervoer van
terroristen.
De rechtbank verwierp het standpunt dat een begrafenis mogelijk is
zonder plechtigheid. Menselijke waardigheid is de waardigheid van de
levenden en de waardigheid van de doden. Het leger heeft de plicht
ervoor te zorgen dat de doden met respect worden begraven en het moet
deze zaken met de plaatselijke autoriteiten bespreken. Het hof stelde
dat het leger wel gelijk had, een Israëlische medische delegatie de
toegang tot de Gazastrook te verbieden, omdat de leden in dat gebied te
v