Jodenster

Ewoud Sanders onderzoekt in zijn ‘Woordhoek’ in NRC Handelsblad wat er gebeurd is met het woord ‘jood’ in het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, de ‘dikke van Dale’.

Over de behandeling van het woord jood in de Grote van Dale is in het verleden al veel te doen geweest, maar daarbij lag de nadruk steeds op de definities van de verschillende woorden, samenstellingen en uitdrukkingen.

Bij mijn weten heeft nog nooit iemand de moeite genomen om nu eens precies te kijken naar wat er sinds de Tweede Wereldoorlog met de selectie van de desbetreffende woorden is gebeurd. Om hier een beeld van te krijgen heb ik drie edities vergeleken:de zesde editie van 1929, de zevende editie van 1950 en de derrtiende en jongste editie van 1999.

In 1924 stonden er 40 samenstellingen met joden in de Grote van Dale. In 1950 waren dat er 57. Er waren vijf samenstellingen geschrapt: jodenasphalt, jodenbedrog, jodenbeurs, jodendoorn en jodenkwartier. En er waren 22 samenstellingen bijgekomen, van jodenbaard tot jodenwet.

Waarom die vijf woorden zijn geschrapt, is niet zo duidelijk. Jodenbedrog en jodenbeurs waren zogeheten opnoemers, woorden zonder definitie. Jodenasphalt verwees slechts naar aardpek, jodenkwartier werd omschreven als jodenbuurt (een woord dat ook was opgenomen)en bij jodendoorn stond dat dit een steekdoorn, een soort van kruisdoorn, is. Waarom die plantennaam in 1950 opeens niet meer gewenst was, is niet bekend, Er kwam een andere plantennaam voor in de plaats, namelijk jodenbaard, een bijnaam voor de saxifraga sarmentosa.

Dat er in de Tweede Werelsoorlog veel met de joden is gebeurd, hoef ik niet uiteen te zetten. En ook niet dat dit sporen heeft nagelaten in het Nederlands. Het is dan ook logisch dat C. Kruyskamp, de toenmalige bewerrker van Van Dale, er voor koos om woorden als jodenhaat, jodenhater, jodenkwestie, jodenmoord en jodenwet, op te nemen, en je kunt je ook nog wel voorstellen dat hij woorden als jodenmensen en jodenvolk toevoegde.

Maar waarom nam hij nou uitgerekend in 1950, vijf jaar na de massale deportatie van Nederlandse joden, woorden op als jodenbet (onbevallige vrouw, ook hobbezak, ook joods uitziend meisje) en jodenstreek ( streek (als) van een jood; bedriegerij)?
Kruyskamp was redacteur van het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT), het wetenscahppelijk woordenboek van het Neerlands. Dit woordenboek was indertijd de belangrijkste bronvoor de herziening van de Grote Van Dale. Het woord jood en de diverse samenstellingen met dit woord waren in 1914 in het WNT behandeld door A. Beets ( de zoon van Nicolaas). Beets had maar liefst ruim 130 samenstellingen met joden opgenomen. van de 22 joden-samenstellingen die Kruysklamp aan Van Dale toevoegde, stonden er veeertien in het WNT en acht niet.

Dat Kruyskamp zo kort na de Holocaust jodenstreek in Van Dale opnam, mag ons nu weinig kies voorkomen, taalkundig gezien was er wel grond voor. Het woord bestond al sinds het begin van de 19de eeuw en in 1984 had de (joodse) auteur Herman Heijermans een succesvol boekje met die titel uitgegeven. Je ziet jodenstreek direct na de oorlog in diverse woordenboeken opduiken; in 1949 in Koenen en in 1952 in Kramers.

Minder voor de hand liggend is dat Kruyskamp Van Dale in 1950 ‘verrijkte’ met jodenbet, dat in 1909 door Beets in Leiden was opgetekend maar dat verder niet in literaire ronnen was aangetroffen, met jodenhof (zonder toelichting) en met jodenspek (schertsend gerookte (kalfs)borst). En waarom nam hij in 1950 opeens tandenjood op voor ‘minachtende benaming voor tandheelkundige’, samen

Advertentie (4)