BEHAR (op de berg): G’d gebiedt een Sjabbatjaar (Sjemitta) voor het Land: het 7e jaar mag het land niet bezaaid worden. BECHOEKOTAI (bij (het aanvaarden van) mijn wetten): Als jullie Mijn wetten uitvoeren dan zal het Land bloeien. Wanneer jullie Mijn wetten overtreden dan zal Ik vreselijke straffen over jullie brengen.
BEHAR (op de berg): Leviticus 25:1 ? 26:2. G’d gebiedt een Sjabbatjaar
(Sjemitta) voor het Land: het 7e jaar mag het land niet bezaaid worden.
Wat vanzelf opkomt mag men eten. Na 7 x 7 jaar is het 50e jaar een
Joweel-jaar, waarin het land ook braak moet liggen. G’d zal zorgen voor
overvloedige oogsten in de voorafgaande jaren. In het Joweeljaar worden
slaven vrijgelaten en krijgt iedereen zijn/haar oorspronkelijke
grondbezit terug. Op andere tijdstippen kan familie een slaaf
terugkopen. De prijs van grond wordt berekend naar het aantal te
verwachten oogsten. Buiten het Joweeljaar om kan grond teruggekocht
worden door een bloedverwant of zelfs een ander als de oorspronkelijke
eigenaar niet kapitaalkrachtig genoeg is. Je mag geen rente berekenen
als je iemand geld leent. Een slaaf moet men menselijk behandelen; de
heer mag hem niet met strengheid regeren.
BECHOEKOTAI (bij (het aanvaarden van) mijn wetten): Leviticus 26:3 ?
27:34. Als jullie Mijn wetten uitvoeren dan zal het Land bloeien.
Wanneer jullie Mijn wetten overtreden dan zal Ik vreselijke straffen
over jullie brengen. Er volgt een huiveringwekkende opsomming wat het
volk allemaal zal overkomen: ziekten, oorlog, overheersing door andere
volkeren, zevenvoudige straffen, de steden zullen ruïnes worden. Dit
alles mede als de Sjemittajaren niet gehouden worden. Ook psychisch
worden de mensen een wrak, ze worden verstrooid en gaan ten onder
temidden van vreemde volkeren, het Land zal woest liggen. Zodra de
mensen weer aan het Verbond denken en boete doen, zal God aan het
Verbond denken dat Hij met de Aartsvaderen gesloten heeft .
Het laatste deel van de sidra is gewijd aan de waarde van mannen,
vrouwen en kinderen i.v.m. geloften. Dit betreft ook vee, grond en
huizen.
Numerieke gegevens
Behar en Bechoekotai zijn de 32e en de 33e van de 54 sidrot en de 9e en |
1e Alija (Koheen 25:1-18)
Zes jaren mag er op ‘t land gewerkt worden, maar het zevende jaar moet |
2e alija (Levi 25:19-28)
Het land zal veel vruchten voortbrengen en iedereen zal voldoende |
“Wanneer gij zegt: wat zullen wij in het zevende jaar eten, zie, wij
mogen niet zaaien noch onze oogst binnenhalen ? dan zal Ik Mijn zegen
in het zesde jaar over u gebieden, dat het u een opbrengst geve van
drie jaar? (Wajikra 25: 20 ?21).
De 16e eeuwse Italiaanse verklaarder Sforno schrijft dat G’ds wonderen
afhankelijk zijn van het niveau van bitachon (vertrouwen in G’d) dat
het joodse volk heeft. Als men veel G’dsvertrouwen heeft, bestond het
‘oogst’ ? wonder hierin dat de oogst van het