De parasja van de week, voor kinderen verteld. Vandaag: Mosje leert de Kohaniem nieuwe regels en wetten, zodat de grote reis naar Kena’an ordelijk kan verlopen.
Vorige week hebben we gelezen dat Mosjé alle volwassen mannen moest
tellen. De Israëlieten hadden hun tenten op aanwijzing van G’d rondom
het Misjkan neergezet. En alles wat er moest worden gedaan om het
Misjkan af te breken en weer op te zetten was verdeeld. Ze konden op
weg!
Nee, toch nog niet: er moesten nog meer mensen geteld worden. G’d liet
Mosjé eerst de mannen van de stam Gersjon tellen. Dat was belangrijk,
want de Gersjon-stam had de opdracht om van het Misjkan alle dingen die
van geweven stof gemaakt waren te verzorgen tijdens de reis. Ithamar,
één van de zonen van Aharon, had de leiding over de Gersjonieten tussen
30 en 50 jaar die voor de geweven spullen van het Misjkan moesten
zorgen.
Daarna moest Mosjé alle mannen van de stam van Merari tellen, want het
waren de Merarieten tussen 30 en 50 jaar die onderweg voor alle
planken, palen, stokken en steunen van het Misjkan moesten zorgen, en
voor de touwen en de grendels en alles wat de palen en planken op hun
plaats moest houden. Ook over de Merarieten had Ithamar de leiding.
Zo had iedere stam een belangrijke taak gekregen.
Je begrijpt natuurlijk wel dat een reis met zoveel mensen heel wat voorbereidingen kostte.
Allereerst moest iedereen die mee zou gaan trekken, helemaal gezond
zijn. Mensen met die verschrikkelijke, besmettelijke huidziekte
Tsara’at mochten niet in het kamp blijven. En ook mensen die een andere
zonde hadden begaan waardoor ze onrein geworden waren werden het kamp
uit gestuurd. Eigenlijk werden ze niet gestuurd: ze begrepen zelf dat
ze niet konden blijven, en gingen uit zichzelf buiten het kamp wonen.
Met zoveel mensen kon je verwachten dat het een rommeltje zou worden.
Vandaar dat er heel veel regels waren. De Kohaniem krijgen er een
belangrijke taak bij: uitzoeken of een vrouw haar man wel trouw is
gebleven.
Eerst moet de man van de vrouw een meeloffer laten brengen door de
Koheen. Maar niet, zoals anders, een offer dat heerlijk geurt. De vrouw
moet de offergave vasthouden, terwijl de Koheen water uit het wasbekken
van het Misjkan vermengt met wat aarde. Daarna schrijft de Koheen op
een stuk perkament welke straf G’d bedacht heeft voor een vrouw die haar
man niet trouw is geweest. Het stuk perkament wast hij af in het water.
En dat water moet de vrouw opdrinken. “Als je gelogen hebt, zal je buik
opzwellen en zul je doodgaan van de pijn. Maar als je de waarheid hebt
gesproken, dan zul je gezond blijven en nog vele kinderen krijgen.”
Mannen en vrouwen konden beslissen dat ze nazir
, een heilige man of vrouw, wilden worden.
Nazir
zijn was iets heel bijzonders: een Nazir mocht nooit zijn haar
afknippen of zijn baard afscheren. En een Nazir mocht geen druiven,
druivensap, wijn of zelfs azijn van wijn gemaakt eten of drinken. Een
nazir mocht zelfs zijn eigen familieleden niet begraven als ze
gestorven waren. Het enige dat een nazir wel mocht doen was bidden en
torah leren.
Een ‘nazir is net zo heilig als de Koheen Gadol.
Maar nazir
was iemand niet voor zijn hele leven: meestal duurde het
nazir
zijn dertig dagen. Daarna moest de nazir al zijn haar afscheren
en verbranden, en een offer brengen aan G’d.
De zegen van G’d
Nu komt er een belangrijk moment: G’d leert Mosjé, Aharon en zijn zonen de woorden
Advertentie (4)
|