Sidra Naso vervolgt met de beschrijving van de plichten van de kohanim (priesters) en geeft details van de drie soorten rituele onreinheid die het kamp zouden kunnen besmetten. Hij gaat door eerst met procedures met betrekking tot een vrouw die door haar man wordt verdacht van overspel en daarna met voorschriften voor de nazier, iemand die speciaal geloftes heeft afgelegd om zich te wijden aan God.
Op de dag dat Mosjè het opzetten van de Tabernakel voltooide, zalfde
hij hem en zegende hem in en deed hetzelfde met de uitrusting als ook
met het altaar en de gebruiksvoorwerpen ervan (Bemidbar (Numeri) 7:1).
De hierboven genoemde pasoek is het begin van het langste hoofdstuk in
de Tora wat het aantal verzen betreft. De lengte van het hoofdstuk
benadrukt de belangrijkheid van de inwijding van de Misjkan. Het
benadrukt ook de verantwoordelijkheid van de hele gemeenschap voor de
Misjkan. Volgens Ibn Ezra wordt het altaar speciaal genoemd omdat het
hoofdstuk verdergaat met het aanbieden van geschenken door elk hoofd
van de twaalf stammen en het feit dat ze direct naar het altaar werden
gebracht.
Klik op het logo om verder te lezen.