Het museum gewijd aan de rijke joodse geschiedenis van België heeft een nieuw onderkomen gekregen, niet ver van de grote musea en de talrijke galeries op en rond de Zavel.
Het Joods Museum van België is een relatief jonge instelling. Het idee
ervoor ontstond aan het einde van de jaren zeventig, omdat de joodse
gemeenschap in de hoofdstad van Europa een platform miste. Steden als
Wenen, Londen, Parijs en Amsterdam hebben wel belangrijke joodse musea.
De eerste tentoonstelling in de nieuwe behuizing is samengesteld door
de kunstenaar Jacques Charlier, die vooral aan de hand van foto’s een
bijna intiem beeld geeft van het joodse leven in ons land.
Het museum leidde het in de eerste twee decennia van zijn bestaan
grotendeels een verborgen leven. Het was vooral bezig met het opbouwen
van een collectie. Vandaag de dag bezit het Joods Museum 25.000 boeken,
20.000 foto’s en een archief met drie miljoen documenten. Daartoe
behoren de zogeheten “Jodenregisters”, waarin de Belgische gemeenten
tijdens de Tweede Wereldoorlog hun joodse inwoners moesten registreren.
Daarnaast omvat de verzameling kunstwerken, kledij, voorwerpen over de
eredienst en judaïca.
Heel dit bezit is nu ondergebracht in een negentiende-eeuws gebouw van
de Staat in de Brusselse Miniemenstraat. Het gebouw werd in het
verleden onder meer gebruikt door een school, het Krijgshof, de
Duitstalige Gemeenschap en tijdens de oorlog ironisch genoeg door de
Duitse militaire politie. Om er een modern, functioneel museum van te
maken is een grondige en kostbare renovatie noodzakelijk. Het museum
wilde daar niet op wachten en heeft besloten nu al de deuren te openen.
“De joodse gemeenschap moet zich in dit museum thuis voelen, maar het
is ook bedoeld voor niet-joodse bezoekers”, zegt Bernard Sucheky, de
commissaris van de openingstentoonstelling Uitpakken.
“Het museum moet
een ontmoetingsplaats worden. Wij tonen ons erfgoed met de
uitdrukkelijke bedoeling in dialoog te treden met de cultuur van een
christelijk land. Door te tonen wie we zijn, willen we de vooroordelen
en de desinformatie over het jodendom bestrijden.”
Het Joods Museum vertrouwde de inrichting van zijn eerste
tentoonstelling toe aan Jacques Charlier, een Luikse kunstenaar.
Charlier houdt van surrealistische ingrepen en neemt graag een loopje
met typisch Belgische toestanden. Hij is getrouwd met een joodse vrouw
en voelt zich bij het museum betrokken.
“Ik heb op de tentoonstelling puur emotioneel een aantal stukken
bijeengebracht die een beeld geven van de verzameling die het museum nu
letterlijk aan het uitpakken
is”, zegt Charlier. “Je ziet hier vooral
foto’s die uit een familiealbum zouden kunnen komen, ontroerende
beelden uit het dagelijkse joodse leven. Ze tonen het leven van de
jeugdbewegingen, de gebruiken van de Chassidim, typische feesten zoals
de bar-mitswa waarbij de jongens in de geloofsgemeenschap worden
opgenomen.”
Charlier beschouwt de geëxposeerde stukken niet zozeer als
kijkobjecten
. “Het zijn gespreksonderwerpen
waarover de bezoekers
kunnen praten met de medewerkers van het museum die geregeld in de
zalen zullen zijn. Zij kunnen bijvoorbeeld de betekenis toelichten van
de rollen waarop de Tora, de joodse wet, geschreven staat of van de
zevenarmige kandelaar.”
Op de tentoonstelling is ook plek ingeruimd voor de speciale betekenis
van het Heilig Land, dat al op de kaarten van zestiende-eeuwse
Antwerpse cartografen vermeld wordt, en komt de hostieschennis
waarvoor de joden in de Middeleeuwen vervolgd werden, aan bod.
In een klein prentenkabinet is een selectie uit het kunstbezit te z