Maar de Israëlisch-Arabische regisseur Bakri weigert gehoor te geven aan de eis van het Israëlische hooggerechtshof om enkele ‘problematische scenes’ uit zijn film te knippen.
De Israëlisch-Arabische filmregisseur Mohammed Bakri weigert cruciale
scenes uit zijn omstreden documentaire Jenin, Jenin te snijden. Het
Israëlische hooggerechtshof wil alleeen toestemming voor de vertoning
van deze film geven als problematische scenes worden weggelaten.
“Ik weiger dat, het betreft cruciale scenes. Het is alles
of niets. Ik vind het zeer ernstig als rechters zich met de inhoud van
een documentaire gaan bemoeien”, aldus Bakri, wiens Jenin, Jenin wel op
Europese en Amerikaanse filmfestivals en in de Palestijnse gebieden te
zien is geweest, maar niet in Israël.
Bakri maakte Jenin, Jenin in april 2002, kort nadat het Israëlische
leger in deze bezette Palestijnse stad op de Westelijke Jordaanoever
slag hadden geleverd met aanhangers van de moslim-extremitische
organisaties Hamas, Islamitische Jihad, en de Al-Aqsa
martelarenbrigades. Bij de acht dagen durende gevechten kwamen 59
Palestijnen en 23 Israëlische soldaten om het leven. Aanvankelijk werd
gesproken over 400 gedode Palestijnen.
Met behulp van een Palestijnse producent, tevens lid van Hamas, filmde
Bakri in het gedeeltelijk verwoeste centrum van het vluchtelingenkamp
bij Jenin. In de film komen Palestijnse ooggetuigen uitvoerig aan het
woord en vertellen over “honderden doden” en “regelrechte excecuties
van onschuldige burgers”. Ook wordt met behulp van fragmenten uit het
nationale en internationale nieuws gesuggereerd dat Israëlische tanks
aanstalten maakten om over op de grond liggende Palestijnse gevangenen
te rijden.
De Israëlische filmraad verbood meteen de vertoning met het argument
dat Jenin, Jenin in eesentie een “propagandafilm van en voor
terroristen” was. Op verzoek van Bakri verwierp de Hoge Raad dit verbod
in de zomer van 2003 met een verwijzing naar het hogere belang van de
vrijheid van meningsuiting en artistieke expressie. Deze beslissing
veroorzaakte een storm van protest, vooral van de militairen die
destijds in Jenin waren gestationeerd en van politici. De ministers
Sharansky en Landau noemden de film anti-Israëlisch en antisemitisch.
Op 11 december 2003 kwam de Hoge Raad terug op haar eerdere beslissing
en verbood, na een emotionele beroepsprocedure, de vertoning in Tel
Aviv en Jeruzalem. Onder aanvoering van de kinderarts David Zangen
waren reservisten er na een intensieve campagne in geslaagd de hoogste
rechters van het land aan het twijfelen te brengen.
Volgens Zangen is totaal onaanvaardbaar dat soldaten onder het mom van
de vrijheid van meningsuiting worden afgeschilderd als “medeogenloze
oorlogsmisdadigers die verantwoordelijk zouden zijn voor
massaslachtingen die nooit hebben plaatsgevonden”.
Bakri ging tegen het rechterlijke vertoningsverbod in beroep. Na
maanden nadenken en vijf maal bekijken kwam rechter Eliahu Mazza tot de
slotsom dat de documentaire alleen vertoond kan als “enkele
controversiele uitspraken en vier of vijf problematische scenes” worden
weggelaten.
Bakri houdt vol dat het nooit zijn bedoeling is geweest een objectieve
documentaire te maken.
“Ik wilde aan Israël laten zien wat de drijfveren en gevoelens van de
Palestijnen zijn. Ik dacht een brug te kunnen slaan”, aldus Bakri, die
in Israël grote bekendheid geniet als acteur.
Zijn weigering de film aan te passen betekent dat het oorspronkelijke
besluit van de Filmraad om de vertoning te verbieden nog steeds
overeind staat en dat Jenin, Jenin dus niet in de oorspronkelijke vorm
vertoond zal worden.
Deze vorm van censuur is in Israël een zeldzaamheid en nog niet eerder
heeft de Hoge Raad zich zo gedetailleerd met de