‘Bega geen dommigheden als ik dood ben’, waarschuwde Theodor Herzl, de grondlegger van het zionisme, vlak voor zijn sterven in 1904. Het is tijd om zijn woorden serieus te gaan nemen, meent Stevo Akkerman, buitenlandcommentator van Het Parool.
Het Israëlische parlementslid Yossi Sarid ontving voor de verkiezingen
van 1999 een aangrijpende brief. De vader van een militair die kort
daarvoor in Libanon was omgekomen, schreef dat hij namens zijn zoon op
Sarid zou stemmen. Zelf was de vader het helemaal niets eens met Sarid
en diens linkse politiek, maar hij wist dat zijn zoon voor Meretz, de
partij van Sarid had zullen kiezen en hij wilde zijn zoon eren door
zijn stem niet verloren te laten gaan.
Sarid spoedde zich naar de man die in Tel Aviv woonde, om hem van
zijn voornemen af te brengen. “Ik kan Uw stem niet accepteren,” zei
hij. Maar de vader was niet te overtuigen, de wil van zijn zoon won het
van zijn politieke voorkeur. “Ik verdiende de stem van de vader niet,”
schreef Sarid deze week in Haaretz, “maar ik wil wel de
nalatenschap van de zoon verdienen.”
Sarid beroept zich op deze geschiedenis om duidelijk te maken dat hij een mandaat heeft
(‘het mandaat van één enkele soldaat’) om zich uit te spreken tegen de
Israëlische bezetting van Gaza. Dat wordt hem niet door iedereen in
dank afgenomen. Sarid heeft zich de woede van veel landgenoten op de
hals gehaald door te zeggen dat de Israëlische militairen die nu
omkomen in Gaza, ‘voor niets hun leven geven’.
Dat hoort niemand graag, en zeker de rouwende famileden en collega’s
van de gesneuvelden niet. Maar het is wel waar. Alszelf premier Ariel
Sjaron en minister van defensie Mofaz zeggen dat er geen reden voor
Israël meer is om in Gaza te blijven, dan is er ook geen reden daar te
sterven.
Het is een minderheid van joodse kolonisten die, al dan niet uit
religeuze motieven, de meerderheid van het land dwingt tot een militair
optreden dat de eigen ziel beschadigt en de palestijnen in een ellendig
bestaan dompelt. Toegegeven, de Palestijnen roepen dat vaak over
zichzelf af, maar Israël verschuilt zich te gretig achter de dreiging
van terrorisme om een politiek te voeren die het terrorisme alleen
maar aanwakkert.
Onder de Israëliërs, zo blijkt uit een recente peiling van de
Universiteit van Maryland, is een meerderheid te vinden voor
terugtrekking tot de grenzen van 1967. En toch lukt het de politiek
niet dat voor elkaar te krijgen.
Het kiesstelsel is een van de grootste hindernissen, omdat het
coalities met de rechts-religeuzen noodzakelijk maakt. Hun evenredige
grote invloed laat zich ook voelen binnen Likoed, de partij van Sjaron:
terwijl een meerderheid van de Likoedkiezers instemde met zijn plan om
Gaza te verlaten, wisten partijleden dat via een intern referendum te
dwarsbomen.
Er waren bij het plan van Sjaron allerlei kanttekeningen te maken, maar
het was een stap in de goede richting – de afwijzing daarvan doet
denken aan de uitspraak van Abba Eban (voormalig minister van
Buitenlandse Zaken) dat ‘de Palestijnen nooit een mogelijkheid voor
bij laten gaan om een mogelijkheid voorbij te laten gaan’ – maar dan
toegepast op de Israëliërs.
Door de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook te bezetten (‘en te
kiezen voor onroerend goed inplaats van rechtmatigheid’) eigende Israël
zich het gezag over miljoenen Palestijnen toe.
Nog vijf jaar, dan vormen de Arabieren de meerderheid op het
grondgebied dat de rechts-religieuze joden zien als het aan hen
beloofde land.
Hun bijbelse droom wordt ingehaald door de demografische feiten. Als ze
blijven weigeren het land te delen met de Palestijnen, gaan ze een
eindeloze oorlog tegemoet en slepen ze de meerderheid van hun volk met
zich mee.
‘Bega geen dommigheden als ik dood ben’, waarschuwde Theodor Herzl, de
grondlegger van het zionisme, vlak voor z