Parsja 26 Tazria-Metsora (Wajikra/Leviticus 12:1-15:33)


Na de bevalling van een zoon of een dochter wordt de kraamvrouw onrein; ze moet een offer brengen. De beriet-mila (besnijdenis) moet op de achtste dag geschieden.
Uitvoerig wordt melaatsheid (een verkleuring of aandoening) beschreven, die bovendien kleding en gebouwen kan aantasten.

Samenvatting
TAZRIA (conceptie en geboorte): Wajikra 12:1 ? 13:59 en  METSORA
(voorschriften voor melaatsheid-tsara?at): Leviticus 14:1 ? 15:33.

Wie als onrein wordt beschouwd moet de kleren scheuren, het haar niet
knippen en buiten de legerplaats wonen. Als aan kleding bij latere
schouwing weer tsara?at wordt vastgesteld, dan moet dat materiaal
verbrand worden. Mocht de aangedane plek met wassen verdwijnen, dan is
het voorwerp rein.
Wie genezen wordt verklaard van tsara?at moet een offer brengen, al het
lichaamshaar afscheren, baden, de kleding wassen en nog zeven dagen
wachten alvorens terug te keren naar de legerplaats. Uitvoerig staat de
offerenprocedure beschreven.
Als een huis aangetast is door tsara?at dan moet het huis leeggeruimd
worden. Als de aandoening zich uitgebreid heeft, dan moet het huis
neergehaald worden en al het puin naar een onreine plaats gebracht
worden. Heeft de uitslag zich niet uitgebreid nadat het huis
bepleisterd is, dan is het rein. Ook thans moet een offer gebracht
worden.
Voorts gaat de Tora in op vloeiingen, die onreinheid veroorzaken bij
voorwerpen die in aanraking komen met de onreine persoon. Als de
vloeiing ophoudt moet men baden, kleren wassen en een offer brengen.
Een vrouw die een vloeiing heeft is ook onrein, tot het einde van de
vloeiing, waarna ze zeven reine dagen telt en een offer brengt.

Numerieke gegevens

Tazria en Metsora vormen de 27e en de 28e sidra van de Tora. Ze zijn de
4e en 5e van de 10 in Wajikra. In schrikkeljaren worden deze twee
parsjot apart gelezen. In totaal bevatten zij 67 + 90 is 157 pesoekiem
(zinnen). Tazria bevat 5 geboden en 2 verboden. Metsora bevat 11
geboden. In Tazria staat het kortste hoofdstuk in de Tora (Hoofdstuk
12; 8 pesoekiem).

1e Aliya Koheen 12:1-13:23

In Hoofdstuk 12 staat, dat een vrouw ritueel onrein wordt gedurende een
week na de geboorte van een jongen en gedurende twee weken na de
geboorte van een meisje. Deze onreine periode wordt gevolgd door een
wachttijd, waarna de moeder de offers van een joledet (kraamvrouw) moet
brengen. Een aspect van rituele reinheid en onreinheid is, dat hier het
scherpe contrast tussen leven en dood blijkt. Dit kan gezien worden in
de voorschriften van nida, de regels van zwangerschap en de onreinheid
van een joledet. Wanneer een vrouw nida wordt, betekent dit dat er geen
leven in haar groeit. Een zwangere vrouw voelt leven in zich
ontwikkelen en is daarom rein. Wanneer dat leven haar verlaat is ze
weer ?onrein’.

De geboorte van een kind is zo bijzonder dat de Tora opdraagt hiervoor
twee offers te brengen. Eén als dankoffer en één als schuldoffer, omdat
sommige vrouwen vanwege de barenspijnen tijdens de bevalling zweren,
dat ze nooit meer kinderen willen krijgen. Wat echter moeilijk te
verklaren is, is dat de Tora de zeven onreine en de drieëndertig reine
dagen na de geboorte van de jongen bij de geboorte van een meisje
verdubbelt: veertien dagen onreinheid en zesenzestig dagen reinheid.
Welke invloed heeft het geslacht van het kind op de status van de
moeder? Dieper gaat de vraag waarom een moeder na de geboorte van een
kind überhaupt onrein wordt?! Onreinheid in de Tora heeft altijd iets
te maken met het tegenovergestelde van het leven – de dood. G’d draagt
ons op om het leven te kiezen en beschouwt het leven als een geschenk
en iets goeds. De Tora wil deze wereld perfectioneren tot een
Koninkrijk G’ds. Daa

Advertentie (4)