De bewoners van de nederzettingen in de Gazastrook zijn banger voor ‘verrader’ Sharon dan voor de Palestijnen nu de premier in de VS zijn ontruimingsplannen gaat presenteren.
Lichtkogels verstoren de mijmeringen tijdens de avondwandeling in Neveh
Dekalim, het urbane centrum van de joodse nederzettingen in de
Gazastrook. Het eerste avondgebed in het Palestijnse Khan Yunis aan de
andere kant van het niemandsland van zandduinen en prikkeldraad is
voorbij. De moskeeën zwijgen, de machinegeweren ratelen.
Kinderen spelen onverstoorbaar door. De pizzazaak en het winkeltje met
carnavalskleding voor het Purim-feest blijven clientèle trekken,
totdat, kort achter elkaar, drie mortieren met galmende knallen
exploderen op de villa’s van dit dorp aan de Middellandse Zee.
Inkomende mortieren – onhoorbaar, onzichtbaar – zijn angstwekkend, geen
twijfel over mogelijk. Het feit dat de raketten van amateuristische
makelij zijn, maakt geen verschil.
De wachtcommandant van het Israëlische leger maant via het openbare
omroepsysteem alle bewoners en gasten een schuilplaats te zoeken.
Leger- en politiejeeps racen naar de nabij gelegen huizen waar de
mortieren zijn ingeslagen; de schade valt mee, een paar vernielde
daken, een verwrongen zonnecollector en één licht gewond meisje.
Het is het begin van wat bewoners zoals tuinder Anita Tucker,
ambulance-chauffeur Ronni Bakshy, of Rachel Saperstien, gepensioneerd
lerares, een “normale drukke nacht” noemen. Een oorlogszone tot het
ochtendgloren bedoelen ze. Wie je ook tegenkomt in Gush Katif, de
verzamelnaam van de 21 nederzettingen, het getal 4.000 valt in elk
gesprek. 4.000 mortieren vuurden de Palestijnen in de afgelopen drie
jaar af op huizen, fabrieken, een school en groentekassen. Desondanks
zou niemand naar het “levensgevaarlijke Jeruzalem of Tel Aviv met al
die ontploffende bussen” willen verhuizen.
“Mortieren hebben nog niemand van ons gedood. Er zijn mortieren geland
in zitkamers met spelende kinderen, in babykamers, en iedereen heeft
dat overleefd. Dat zijn wonderen. Iedereen kijkt mij altijd raar aan
als ik dat zeg, daar heb je dat mens weer met haar wonderen. Maar ik
geloof het echt, dat is een signaal van God”, denkt Rachel Saperstien,
die al meer dan 40 jaar in Israël woont, maar onmiskenbaar uit
Brooklyn, New York, komt.
Een signaal van God, zegt ook haar echtgenoot Moshe (“I am a fat, bald
Jew from Manhattan”) als hij de Zuiderzee Symfonie van Cornelis Dopper
zachter heeft gezet. Rachel en Moshe in koor: “God wil ons hier houden,
want anders had hij ons allang gedood.” Over Gods wonderen, klassieke
muziek, New York en zelfs over zijn zware oorlogsverwondingen (Moshe
verloor in de Yom Kippuroorlog een arm en een oog) kunnen zij grappen
vol zelfspot maken, maar toon en gezichten worden ernstig als de naam
van premier Sharon valt.
Toegegeven, als generaal heeft hij bijzondere dingen gedaan, als
minister heeft hij hun villa laten bouwen waar zij sinds 1997 zo fijn
wonen, maar wat hem nu bezielt, is hen een raadsel. “Hij is in zijn
hart toch een linkse jongen. Hij heeft niet alleen ons verraden maar
ook de democratie. Tijdens zijn verkiezingscampagne, een dik jaar
geleden, heeft hij nog gezegd Gush Katif nooit te zullen ontruimen,
omdat de veiligheid van heel Israël hier in de Gazastrook begint. Hij
heeft zijn kiezers verraden en hij zet de veiligheid van Israël op het
spel”, zegt Moshe.
Anita Tucker en Yefet Binyamin hebben Sharon nog gekend als de generaal
die in de Gazastrook in 1971 en 1972 tientallen PLO-guerrillastrijders
uitschakelde, en als minister van Landbouw die vaak bij hen in de
kassen een praatje kwam maken. De boerderij van Sharon ligt een half
uurtje rijden van Gush Katif. Anita, een grootmoeder van bijna 60:
“Omdat het Sharon is die zegt dat wij hier weg moeten, neem ik het
serieus. Als het iemand anders was geweest, had ik gezegd, ik ken dat
refrein, we horen ieder jaar wel iem