NRC Handelsblad was in het Palestijnse vluchtelingenkamp Jabaliya in de Gazastrook en registreerde er grenzeloze woede over de liquidatie door Israël van Hamasleider sjeik Yassin.
Diep in Hamasland, in het vluchtelingenkamp Jabaliya, hebben de huizen
geen nummers, maar postergrote fotomontages van ‘martelaren’. Het huis
van Nivin al-Agremi aan de Al-Jarmastraat is herkenbaar aan de
beeltenissen van haar echtgenoot en haar zwager, die ‘operaties’ hebben
uitgevoerd tegen Israël. Niet de dood van haar man en diens broer, maar
de liquidatie van sjeik Ahmed Yassin “is de zwartste dag van mijn
leven”.
Het gesprek met de 25-jarige Nivin, weduwe en moeder van drie kinderen,
kan pas plaatshebben als haar schoonmoeder, de echtgenote van haar
zwager en twee buurvrouwen zich met ranja op de gekleurde matrassen
hebben genesteld. Vijf vrouwen, vier weduwen van Hamasstrijders. “Sjeik
Yassin was de man die Hamas gevreesd maakte onder de Israëliërs, hij
was de stichter, de inspirator en zijn verlies is een zware klap. Maar
een leider als sjeik Yassin laat duizend nieuwe leiders na. Duizend
zullen hem vervangen”, weet Nivin zeker. Het contrast tussen haar open,
vriendelijke gezicht met de geharnaste teksten kan nauwelijks scherper.
In de enigszins gekalmeerde straten van Gaza-stad, in het openbaar dus,
wordt het beeld van rouwende Palestijnen bepaald door de demonstrerende
mannen en de jongens, die vuilnis en autobanden in brand hebben
gestoken of hun wapens leegschieten in de lucht. In het voetbalstadion
van de stad is een driedaagse wake aan de gang die uitsluitend door
duizenden somber zwijgende mannen wordt bezocht. Het is ook de plaats
waar de broers en zonen van de sjeik condoleances in ontvangst nemen.
Maar achter de stalen deuren, in de benauwde, kale kamers met meestal
niet meer dan een tv-toestel en een paar matrassen, is de woede over de
uitschakeling van de sjeik niet minder groot. “Ik viel flauw”, vertelt
Jetinal al-Agremi, die twee zoons had die zich “hebben opgeofferd voor
de strijd tegen de bezetter”. Hamas, zo weten de vrouwen zeker, gaat
door. De kinderen, de kleinkinderen die in het zand op straat, of in de
nauwe gangen tussen de huizen van beton, golfplaat, karton en plastic
spelen zullen straks de nieuwe soldaten van Hamas zijn.
Moeder Nivin en grootmoeder Jetinal: “Wij hopen en bidden dat zij in
vrede kunnen leven, maar anders zullen zij vast en zeker bereid zijn
het voorbeeld van hun vader en oom te volgen.” Kinderen in Jabaliya
groeien niet alleen op in doodarme omstandigheden, maar worden gevormd
door de beelden en geluiden van oorlog, waaronder dat van de
luidruchtige Qassemraketten die richting Israël worden gevuurd.
Die omstandigheden werden enigszins verlicht door de maandelijke
donaties van Al-Moujama al-Islami, het bijstandsfonds van Hamas.
Weduwen en wezen, en de families van Palestijnse gevangenen in Israël,
werden door dit initiatief van de sjeik financieel gesteund.
Die fondsen zijn door de Palestijnse Autoriteit bevroren onder druk van
de Verenigde Staten en de Europese Unie die Hamas op de lijst van
terroristische organisaties hebben geplaatst. Nivin: “De Palestijnse
Autoriteit staat onder leiding van Amerika en Europa en zij heeft dat
geld ook nog in eigen zak gestoken.”
Het is niet verwonderlijk dat geen politieman van de Palestijnse
Autoriteit, laat staan een minister, een stap in Jabaliya durft te
zetten. Vrijwel ieder huis hier heeft een politieke, emotionele of
financiële connectie met Hamas of het kleinere Islamitische Jihad.
Ieder kind speelt op straten, waar de huizen zijn beschilderd met
oorlogszuchtige teksten en de lantaarnpalen zijn behangen met
martelarenposters. De beeltenis van Arafat ontbreekt hier helemaal.
De vrouwen zijn nauwkeurig op de hoogte, zij zijn, net als alle
Gazanen, gretige consumenten van he