Schrijfster Carl Friedman was zeventien jaar toen ze voor de eerste keer ‘De laatste der rechtvaardigen’ van André Schwarz-Bart las. Vijfendertig jaar later maakt deze kroniek van het joodse geslacht Levy, in een nieuwe Nederlandse vertaling, nog evenveel indruk als toen.
Zeventien jaar was ik, toen mijn moeder me ?Le dernier des Justes? te
lezen gaf. Het boek greep me zo aan, dat ik het nauwelijks kon
verdragen. Bij het laatste hoofdstuk gekomen, durfde ik niet verder te
gaan. Ik wist met grote stelligheid dat mijn hart zou breken en ik was,
zo vond ik, te jong voor een gebroken hart. Daarom schoof ik, staande
op een stoel.het boek over de rand van de zware eikenhouten kleerkast
in mijn kamer. Het raakte klem in de smalle ruimte tussen de kast en
muur, buiten mijn bereik.
Maanden gingen voorbij. Af en toe legde ik mijn wang tegen de muur om
in de spleet achter de kast te turen. Ja hoor, daar hing het boek nog
steeds, schuin en doodstil, als iemand die vast zit in een spelonk en
die alle hulp op redding heeft laten varen. Pas een jaar later, toen ik
verhuisde naar een studentenkamer en de kast van de muur werd
getrokken, kwam het boek vrij. Met een dof geluid viel het op de plint.
Niet lang daarna heb ik het alsnog tot het einde gelezen. En inderdaad,
mijn hart brak.
Het boek zelf is wonderbaarlijk heel gebleven. Dat geldt ook voor de
inhoud. Vijenertig jaar later, in een nieuwe Nederlandse vertaling,
treft het me weer als bij de eerste keer. Het verhaal stoelt op een
oude joodse legende. In iedere generatie, zo heet het, worden
zesendertig Rechtvaardigen geboren, die het lijden van de wereld op
zich nemen. Zulke Rechtvaardigen onderscheiden zich in niets van gewone
stervelingen. ?Maar wanneer er ook maar één zou wegvallen, zou de
mensheid met een schreeuw uitdoven.?
Want de mensheid steunt op de zesendertig. ?In hen wordt al ons verdriet uitgestort als in een kom?.
Sommige Rechtvaardigen zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid,
anderen weten er niets van. Het lot van die laatsten is
beklagenswaardigst. ?Wanneer een onbewuste Rechtvaardige ter hemel
vaart, is hij zo koud dat G?d hem duizend jaar in zijn handen moet
verwarmen voordat zijn ziel de gelukzaligheid van het Paradijs
deelachtig kan worden. En het is bekend dat verschillende van hen tot
in eeuwigheid geen troost vinden voor het ongeluk van de mens; zodat
zelfs G?D er niet in slaagt ze te verwarmen. Daarom zet de Schepper,
hij zij geloofd, nu en dan de klok van het Laatste Oordeel een minuut
vooruit?.
André Scharz-Bart heeft aan deze follore een andere wending gegeven.
Bij hem is geen sprake van zesendertig martelaars binnen één generatie.
In zijn roman is het martelaarschap erfelijk.
Hij beschrijft de lotgevallen van het joodse geslacht Levy, dat door de
eeuwen heen het hoofd moet bieden aan de haat van de christelijke
samenleving.
Het boek begint in middeleeuws Engeland, in de stad York, waar
kruisvaarders een slachting aanrichten onder de plaatselijke joden.
Honderden joden weten te vuchten naar een burcht, die dagenlang door
een gewapende menigte wordt belegerd.
Liever dan zich onder dwang te laten dopen, verkiezen de belegerden te
sterven. Degene die hun vrijwillige doodvonnis voltrekt, is rabbijn Jom
Tov Levy. ?Mannen. vrouwen, kinderen en grijsaards, allen staken hem
het hoofd toe voor zijn zegen en vervolgens de keel voor de dolkstoot
die hij toediende met de andere hand.? Ten slotte slaat de rabbijn de
hand aan zichzelf. Maar G?D heeft deernis met de gestorven
Rechtvaardige. Hij schenkt hem een uitzonderlijke gunst. Niet alleen
wekt hij de omgekomen zoon van de rabbijn weer tot leven, hij belooft
bovendien dat voortaanin iedere generatie Levy een Rechtvaardige zal
opstaan.
Die Rechtvaardige nakomelingen van de rabbijn van York trekken in
optocht aan het oog van de