Een afgrijselijk drama speelde zich deze week af in Israël: de “verdwijning” van een meisje van twee, Hodaia Fimstein, die uiteindelijk een moord (door verdrinking) door de vader bleek te zijn.
De moord is niet begaan in een opwelling van woede of iets dergelijks:
al een maand van te voren had pa-lief een graf gegraven voor het
dochtertje, en een week voor de moord is hij naar dat bosgebied
teruggegaan, beoordeelde het graf als niet afdoende, en maakte het nog
wat dieper. Dit perfectionisme heeft hem tenslotte de das omgedaan,
want iemand zag hem (die tweede keer) graven, en later herkende die
persoon ‘s mans foto in de krant, ging naar de politie, en na het
openen van de kuil en de confrontatie van de dader met de feiten, sloeg
de moordenaar door, en bekende dat dit zijn werk was.
Vanaf motsa’ee sjabbat schonken de media zeer veel aandacht aan het
geval. Min of meer tegelijkertijd werd er ook melding gemaakt van de
vermissing van een meisje van zes, Nur, uit een Arabische wijk van
Jeroesjalajim. De politie hield zich bezig met beiden gevallen.
Evenveel? De hoofcommissaris van Jeroesjalajim zei uitdrukkelijk van
wel. Toch is zowel de vraag als het antwoord belangwekkend. Alleen
iemand die denkt dat dat niet het geval zal zijn, zal zo’n vraag
stellen. En alleen iemand die denkt dat er met een vergrootglas naar
dit soort zaken wordt gekeken, zal zo’n antwoord geven. Als een
verslaggever zou vragen of er evenveel moeite wordt gedaan voor het
oprollen van een drugsbende in stad X als in stad Y zou de woordvoerder
van de politie waarschijnlijk zeggen dat dit een interne zaak van de
politie is, en dat het publiek geen belang heeft bij het weten van dit
soort zaken. In dit geval is er overbodig veel moeite gedaan in het
“kijk, ik discrimineer niet” ? syndroom.
Toch werd er gediscrimineerd tussen de twee gevallen, en wel door de
werkelijkheid zelf. De samenleving blijft niet onverschillig tegenover
menselijke tragedies als de wanhoop van Hodaia’s moeder en de gespeelde
wanhoop van haar vader, en een golf van vrijwilligerswerk overspoelde
het land. Buiten het leger en de politie werd er zoekwerk verricht door
duizenden (!) burgers, jong en oud, scholieren en dagloners. Tegenover
deze massale zoektocht, moest gerapporteerd worden dat er ook naar Nur
gezocht werd, door “vele tientallen”. De grote vraag is: Waarom? Een
aantal redenen werden aangedragen:de familie leeft in onvrede met
elkaar, en misschien is het de moeite waard je er niet mee te
bemoeienhet is midden in Arabisch gebied, niet zo veiligen zo nog een
paar redenen. Blijft open waar de vele tienduizenden Arabische burgers
van Israël waren?
En ziehier een verkleinde afbeelding van de hele tragiek van
Arabieren/Palestijnen: ze helpen zichzelf en elkaar niet. Waar in
Israël binnen ruim een halve eeuw elke mogelijke prestatie gehaald is,
zijn de steden en dorpen van de buren op de Westbank achter gebleven.
Israël legt hun wat dat betreft geen haarbreed in de weg, maar in de
meeste woongebieden zijn telefoon, stromend water, geasfalteerde wegen
etc niet vanzelfsprekend. Een uitgebreid geaccepteerde on-solidariteit
vanuit de Arabische volkeren enerzijds, en een aangeleerd passieve
zielige Palestijnse houding anderzijds staan borg voor het vereeuwigen
van de huidige situatie. Waarom bestaan er “vluchtelingenkampen”?
Waarom worden die plaatsen niet ontwikkeld tot er moderne steden komen
te staan? Misschien is Arafat ertegen? Zo blijft hij langer de underdog
die overal met sympathie tegemoet wordt getreden? Dat is misschien de
reden dat, volgens de recente opiniepeilingen, grote delen van de
Palestijnen zich hebben uitgesproken voor aflossing van de wacht van
het Palestijnse leiderschap.
Lees in Jerusalem Post van 13 december het redactioneel commentaar op
wat in Israël wel ‘de Israëlische misdaad van de eeuw’ wordt
genoemd.Inmiddels is ook het vermiste Arabische meisje Nur Abu-Tir door
de politie van Jeruzalem gevonden.