Ratner’s restaurant, dat in de bijna honderd jaar van zijn bestaan wereldfaam heeft verworven met zijn huisgemaakte pirogi, blintzes, gefillte fisch, matzebrij en versgebakken uienbroodjes, en evenzeer met de berucht knorrige bediening, wordt in zijn bestaan bedreigd.
De flakkerende neonlampen aan de gevel van Ratner’s lijken de laatste tijd hun aantrekkingskracht te verliezen, sinds in 1997 het trendy steakhouse "Lansky Lounge & Grill"zijn deuren opende binnen dezelfde muren als Ratner’s. Mede-eigenaar van Lansky, tevens kleinzoon van Jacob Harmatz, de oprichter van Ratner, Fred Harmatz verklaart: "Deze buurt is zo veranderd, als je de mensen die nu bij Lansky’s komen eten, vraagt of ze trek hebben in borscht, kijken ze je aan of je een vreemde taal spreekt. "Het aanzien van de Lower East Side is de laatste jaren sterk veranderd: de typische joodse winkels en eethuisjes zijn verdwenen, om plaats te maken voor kunstgalerieën, modieuze winkeltjes en moderne eetgelegenheden à la Lansky. De grootste verandering van de laatste tijd is de beslissing geweest om Ratner’s alleen op zondag te openen en Lansky alle avonden van de week. "We kregen steeds minder klanten, mensen willen nu éénmaal ook op vrijdag uit eten. En het feit dat de Williamsburg Bridge die Manhattan en Brooklyn verbindt, voor groot onderhoud gesloten was maakte de zaken er niet beter op." In de periode na de 2e wereldoorlog tot in de jaren zeventig was Ratner’s, toen nog onder de bezielende leiding van Fred Harmatz’s vader Harold, vierentwintig uur per etmaal geopend. "Het was altijd stampvol", zegt Harmatz jr., "je kon aan de hoeveelheid mensen niet zien of het drie uur ‘s middags was of ‘s nachts".
Ratner’s heeft altijd de reputatie gehad dat de bediening er vreselijk was, door verzuurde, knorrige oudere mannen die de klant het gevoel gaven dat ze totaal niet welkom waren en de borden met een klap op tafel zetten. Toch was dat aspect van Ratner’s een onscheidbaar onderdeel van de folklore die het restaurant uniek maakte. De onheuse bejegening van de klanten verhinderde niet dat Ratner’s grootheden als Nelson Rockefeller, John F. Kennedy en andere politieke kopstukken tot zijn regelmatige klandizie kon rekenen. Kwade tongen beweren dat ze niet alleen voor de befaamde, in eigen keuken gebakken broodjes en gebak kwamen, maar ook om stemmen te winnen bij de joodse bevolking van Lower East Side. Andere prominenten die regelmatig hun gezicht lieten zien bij Ratner’s waren van minder allooi: Bugsy Siegel en Meyer Lansky, beruchte joodse mafiosi, waren vaste klant. "Meyer zat altijd achterin" herinnert Fred Harmatz zich, "hij zei eens tegen mijn vader dat hij maar een tafeltje naar hem moest vernoemen, omdat hij misschien wel Ratner’s beste klant was. Mijn vader deed er een schepje bovenop en vernoemde het hele achtergedeelte van het restaurant naar Lansky. Zo is het steakhouse aan zijn naam gekomen."
Toen de broers Harmatz het restaurant van vader Harold overnamen pasten ze het uiterlijk van het steakhouse aan de naam van de boevenbaas aan: het restaurant is nu een mengeling van modern en jaren twintig. In de in een smal zijstraatje weggestopte toegangsdeur, waarboven als enige herkenningspunt een groot bord met een ‘L’ erop hangt, zit een kijkgaatje waardoor de gasten worden bekeken alvorens ze worden toegelaten. Het begin, en het begin van het einde.
Jacob Harmatz, de grootvader van de huidige eigenaars, opende Ratner’s Dairy Restaurant in 1905 aan Pitt Street, samen met zijn zwager Alex Ratner. Omdat de beide mannen het niet eens konden worden wiens naam het restaurant moest krijgen werd erom getost. In 1918 trok Alex Ratner zich terug uit de zaak. Jacob Harmatz zette het restaurant alleen voort. Hij verhuisde de zaak naar de huidige locatie aan 138 Delancey Street, in het hart van een buurt waar vrijwel uitsluitend joden