Smuels nieuwe column over het mooie Boedapest waar hij opgroeide, de vakanties die families eens per vijf jaar kregen toegewezen en Hongaars antisemitisme.
Balaton-Lelle bevindt zich aan de zuidelijke kant van het Balaton-meer. Het Balaton-meer is een begrip in Hongarije. De Hongaren zijn zeer trots op hun meer. Het visrijke meer is 77 kilometer lang, veertien kilometer breed en gemiddeld slechts drie meter diep. Het meer is met zijn 569 vierkante kilometer oppervlakte het grootste van Midden Europa. Volgens de Hongaren is het ook het grootste en mooiste meer van heel Europa. De zuidelijke kant is geschikt voor kleine kinderen. Het water is zeer ondiep en je moet meer dan een kilometer het water in gaan om te kunnen zwemmen. Als ouder hoef je dus niet bang zijn dat je kinderen verdrinken. Het water is zeer warm, vaak boven de 26 graden celcius. De hongaren houden niet van koud water. In hun zwembaden, die zij strand noemen, zijn de baden gevuld met heet bronwater dat vaak boven de 36 graden is. Het wedstrijdbad is ten minste 28 gaden. De westelijke kant van het Balaton-meer is mooier. Het water is dieper en de lage bergen in de buurt herinneren de bezoeker aan de heuvels van Toscane.
Mijn vader was zeer trots dat wij op vakantie mochten naar het Balaton-meer. Hij was bang dat wij naar Hajdu Szoboszlo zouden worden gestuurd. Dat is een klein dorpje op tachtig kilometer van de Russische grens, waar een lelijk hotel stond met vijf verdiepingen, gebouwd in de communistische stijl dus grauw en zonder enige fantasie.
Wij waren zeer gespannen toen de tijd naderde dat wij op de trein konden stappen die ons naar Balaton-Lelle zou brengen. Het was de eerste keer dat wij Boedapest werkelijk verlieten. Eerder hadden wij alleen korte bezoekjes gebracht aan plaatsen als Miskolts. Toch kan ik mij niet herinneren dat ik het ooit heb gemist op vakantie te gaan. Boedapest is rijk aan mooie zwembaden gebouwd in een prachtige Jugendstil. En vanuit ons huis aan de Garaiter kon je in tien minuten naar de Liget wandelen, een prachtig uitgestrekt park met een kasteel, Luna-park en dierentuin. Ik herinner mij uitstapjes op zondag met mijn opa Salman naar de andere oever van de Donau en de bergen van Boeda.
Wij hadden ook geen hoge verwachtingen. Tijdens het communisme had het volk genoeg te eten, dat was het punt niet. Wel was de angst voor het regime groot. Als jood moest je voortdurend op je hoede zijn. De Hongaren zijn anders antisemitisch dan bijvoorbeeld de antisemieten in West-Europa. In de tijd dat ik in Hongarije leefde, was het gewoon om een jood op staat af te tuigen. Als kind heb ik dit verschillende malen aan den lijve ondervonden. Dat was uiteindelijk de reden dat mijn vader zich in 1957 liet overhalen om zijn geliefde Boedapest te verlaten en op alija te gaan.
Aangekomen in Balaton-Lelle sjouwden wij onze zware koffers naar het vakantieverblijf. Er verbleven daar honderden mensen, net als wij in opgetogen stemming. Omdat het bedrijf van mijn vader erg groot was, kenden wij gelukkig niemand en wist dus niemand dat wij joods waren. Dat betekende rust en veiligheid.
De interacties in het gezin verliepen precies als thuis. Mijn vader vermaakte zich met zijn boeken en zwom in het meer. Mijn moeder werd beziggehouden door mijn zus. Voorlezen, haren kamen en tutten zoals alleen moeders en dochters dat kunnen. Ik haalde zoals altijd kattekwaad uit. Eén voorval kan ik mij nog helder herinneren. Uit verveling stal ik een van de vele fietsen die op het terrein stonden en door bezoekers vrijelijk konden worden gebruikt voor tochten in de buurt. Het probleem was dat ik er zelf geen fiets had en dus niet kon fietsen. Dat was eerst geen probleem. Ik klom op een damesfiets en hoefde niet eens te trappen. Het oord lag op een heuvel en ik "reed" naar beneden. De snelheid van de fiets nam echter steeds maar toe en ik wist niet hoe de remmen werkten. Gelu