Wie een diamant bezit kan er voor 80% zeker van zijn dat die steen ooit Antwerpen gepasserd zal zijn. Misschien is hij er gekloofd of geslepen, gepolijst of beoordeeld, gekocht of verkocht.
De Joodse aanwezigheid in Antwerpen heeft een lange historie. In de 13e eeuw kwam een eerste stroom immigranten naar de stad aan de Schelde vanuit Midden-Europa. Deze Asjkenazische Joden speelden een belangrijke financiële rol bij de ontwikkeling van het Hertogdom Brabant. Toen echter de pest toesloeg was een zondebok snel gevonden, en waren de burgers van Brabant op slag vergeten wat de nieuwkomers voor het hertogdom hadden betekent.
De Joden kregen de schuld van de verwoestende epidemie, en werden door de autoriteiten in Brussel en Antwerpen verbannen of uitgemoord.Een tweede golf Joodse immigranten kwam naar België aan het eind van de 15e eeuw uit Spanje en Portugal, waar de Reies Católicos (de katholieke koningen) alle Joden van hun grondgebied verdreven. Het was keizer Karel V niet welgevallig dat grote aantallen Marrano’s (Joden uit Spanje en Portugal) zich in Antwerpen vestigden. Zijn pogingen ze uit de stad te laten verbannen strandden echter op de stadhouder van Antwerpen, die uit menselijke overwegingen de nieuwkomers in het geheim in de stad liet wonen en werken. Ongemerkt waren de Joden van groot belang geworden voor de financiële ontwikkeling van Antwerpen als havenstad in opkomst, maar het was geen gemakkelijke opgave die rol te verenigen met onzichtbaarheid.In de 18e eeuw, tijdens de Verlichting, verbeterde de positie van de Joden enigszins, hoewel ze extra belasting moesten betalen en alleen de oudste zoon van een familie mocht trouwen, om te voorkomen dat de kleine Joodse gemeenschap in Antwerpen zou groeien.
De grote ommekeer kwam uit Oostenrijk, waar keizer Joseph XI een edict uitvaardigde dat zich uitstrekte over alle steden onder Oostenrijkse heerschappij, en daartoe behoorde ook Antwerpen. Joden mochten na vele eeuwen eindelijk weer volledig deelnemen aan het sociale en economische leven. Hoewel deze integratie ook tijdens de Franse revolutie en onder het bewind van Napoleon zijn beslag kreeg, bleef de Joodse gemeenschap van Antwerpen met nog geen veertig families opmerkelijk klein, ook toen de stad onder Hollandse heerschappij kwam, en toen de België onafhankelijk werd veranderde dat niet.In 1832 werd het Centraal Israëlitisch Consistorie van België opgericht, tot op de dag van vandaag het hoogste erkende rechtsorgaan van de Joodse gemeenschap in België.
In het begin van de jaren ’80 van de 19e eeuw overspoelde een volgende golf Joodse immigranten de Belgische havenstad toen grote aantallen Joden uit Midden-Europa een goed heenkomen zochten voor de pogroms. Velen van hen vestigden zich in antwerpen en vonden er werk in de diamantindustrie. In 1901 werden 8000 Joodse inwoners geteld, in 1933 was hun aantal gegroeid tot 55000. Met de toename van het aantal Joodse inwoners had ook diversiteit haar intrede gedaan: er was niet langer sprake van één Joodse leefwijze of manier van denken. Binnen de groep werden verschillende politieke enreligieuze opvattingen met verve verdedigd.
Op 10 mei 1940 vielen de Nazi’s België binnen. Vele Joden ‘vertrokken in het holst van de nacht’ en werden gedeporteerd naar de concentratiekampen. De nazi’s gafen vaak op niet mis te verstane wijze blijk van hun ergernis over de ‘zachte’ opstelling van de Belgen ten opzichte van het ‘Joodse probleem’. Vele Belgen hebben Joodse gezinnen geholpen met onderduik en hebben zelfs kinderen geadopteerd om ze uit handen van de bezetter te houden.
De solidariteit van de stad Antwerpen met de Joodse inwoners werd tijdens het 26e Wereld Diamant Congres in een artikel van de Vlaamse schrijver Jan Walgrave als volgt onder woorden gebracht: “De diamantwereld is voorbehouden aan werkelijke kenners, daarom kan de basis ervoor slechts gevonden worden