De Tora en de wegen van het land

De wereldwijde opkomst van de strikte orthodoxie in de afgelopen vijftig jaar heeft consequenties voor het onderwijs. De bloei van de Talmoedscholen ging ten koste van de oude rabbijnenseminaria, die meer gericht zijn op de omgeving dan op de jesjiewot.

De tegenstelling tussen de vooroorlogse orthodoxie en de
?ultra-orthodoxie? is niet zo groot als de gerenommeerde historica
Brasz beweert. Voor de oorlog was Talmoedstudie bijvoorbeeld ook aan
mannen voorbehouden en dat geldt in het liberale Nederland van nu
natuurlijk niet als ?gematigd?. Dit patriarchale verschijnsel stamt uit
het oude Babylonië van het eerste millennium na het begin van de gewone
jaartelling, en is hoegenaamd geen ?ultra-orthodoxe? uitvinding.
Anderzijds is in de orthodoxie ?nieuwe stijl? de joodse kennis van
vrouwen juist fors toegenomen.

Lubavitch

Er zijn desalniettemin interessante verschillen tussen de oude en de
nieuwe orthodoxie. Tegenwoordig zijn de meeste orthodoxe rabbijnen in
Nederland gevormd op jesjiewot van Lubavitch in de Verenigde Staten en
Israël. Voor de oorlog echter kwamen de meeste rabbijnen van het
Nederlands-Israëlietisch Seminarium. Daar kregen ze onderwijs dat meer
op de christelijke omgeving gericht was, met seculiere vakken als
Latijn, Grieks, logica en geschiedenis, en was er aandacht voor de
typische kenmerken van de Nederlandse traditie. Bij de joodse vakken
lag de nadruk op Tenach; de Hebreeuwse Bijbel was van belang bij de
dialoog met de christelijke omgeving. Op een Talmoedschool staat echter
?- de naam zegt het al -? de Talmoed centraal; een ?bibliotheek? die in
de regel alleen door joden wordt bestudeerd.

De genoemde ontwikkelingen doen zich ook in andere landen voor. Zo werd
in Londen het beroemde Jews College gesticht (1855), onder andere door
Sir Mozes Montefiore. Het College groeide uit tot een prestigieus
seminarium dat rabbijnen opleidde voor het hele Britse Gemenebest.
Tegenwoordig gaan de meeste aankomende rabbijnen echter naar de
Mir-jesjiewa in Jeruzalem en de Gateshead-jesjiewa bij Newcastle. De
Mir en Gateshead zijn uitgegroeid tot leerfabrieken met bijna
vijfduizend leerlingen. Het oude Jews College, gelieerd aan de
universiteit van Londen, dreigt ondertussen te bezwijken onder
financiële problemen. Ook andere orthodoxe seminaria in Europa, in
Milaan, Parijs, Bratislava en Amsterdam, leven in de schaduwen van een
roemrijk voorgeslacht.

Het Nederlands-Israëlietisch Seminarium bestaat nog steeds, maar
voltijds leren voor rabbijn is er niet meer bij. De grote hoeveelheid
stof van de twaalfjarige opleiding kan men onmogelijk in zijn eentje
doorwerken en er zijn in Nederland te weinig medestudenten. Ook rabbijn
Raph Evers, rector van het seminarium, is voor zijn rabbijnentitel naar
het buitenland uitgeweken. Na zijn psychologie- en rechtenstudies
haalde hij smiecha bij het opperrabbinaat van Israël en leerde hij
onder andere bij reb Choene Halperin, de chassidische leider van het
Londense Golders Green en reb Mosje Halberstam van het supervrome
Badatz in Jeruzalem.

Evers solliciteerde tien jaar geleden bij het Jews College naar de
functie van rector, maar ze hadden eigenlijk niet genoeg geld om hem te
betalen: ?Voor mijn inkomen moest ik in een gemeente buiten Londen
voltijdsrabbijn worden. Het kwam erop neer dat ik het rectoraat in mijn
vrije tijd moest doen.? Volgens de rabbijn hebben de problemen van de
oude seminaria alles te maken met de problematische relatie van de
orthodoxie met de universitaire wereld: ?Aan het Jews College kun je
ook een bachelors halen, maar de relatie tussen de rabbinale opleiding
en de Universiteit van Londen is slecht. Een universiteit wil liever
geen orthodox jodendom onder haar dak. Joods leven vereist een sterke
persoonlijke betrokkenheid en dat spoort niet met de moderne eisen van
distantie.?

Zijn plannen voor een proefschrift, bij J.A. Ankum, professor in
Romeins recht op de UvA, ketsten daar ook

Advertentie (4)