Kanon betekent letterlijk: lat, stokje. Later werd de betekenis
richtsnoer, norm. Deze betekenis werd eerst overgedragen op de lijst
van boeken die gezag hadden, daarna op de boeken zelf. Dit waren dus de
kanonieke boeken. De boeken die hierbuiten vielen, werden met het
Griekse woord apocrief aangeduid, dat verborgen betekent. Dat werpt de
vraag op: verborgen voor wie of voor wat?
In het Hebreeuws sprak men oorspronkelijk van sefariem chietsoniem,
extra-kanonieke boeken, en daarna van sefariem genoeziem, opgeborgen
boeken. Aanvankelijk waren deze boeken populair, pas later raakten ze
in discrediet. Eerst kregen ze de betekenis van minder goed, in 70 na
de gewone jaartelling van minder gezaghebbend. Dat was het moment
waarop ze bij de rabbijnen voorgoed in ongenade vielen. De apocriefe
boeken zijn bijna allemaal in het Hebreeuws of het Aramees geschreven
en zijn ontstaan in een joods milieu.
Vanuit historisch oogpunt zijn de Makkabeeënboeken heel belangrijk.
Makkabeeën I geeft een uitvoerige beschrijving van de veldtocht van
Alexander de Grote (326 voor de gewone jaartelling), de opstand van de
zonen van Mattitjahoe tegen Antiochus IV Epiphanes (175 – 164 voor de
gewone jaartelling) tot de dood van Simon, de man die een onafhankelijk
Juda vestigde (135 voor de gewone jaartelling).
De schrijver van het boek heeft vermoedelijk in Jeruzalem geleefd en
zijn boek in het Hebreeuws geschreven. Dit in tegenstelling tot de
auteur van Makkabeeën II, die in Alexandrië woonde en zijn boek in het
Grieks schreef. De strijd van Juda de Makkabeeër wordt erin beschreven
en het geeft een goed beeld van de periode van Antiochus IV Epiphanes.
Een vergelijking tussen Makkabeeën I en II wat betreft historische
gebeurtenissen is derhalve zeer waardevol. De auteurs hadden vanuit hun
verschillende woonplaatsen, Jeruzalem en Alexandrië, een andere blik op
de geschiedenis.
Wanneer we ons afvragen waarom boeken met zo’?n belangrijke historische
inhoud als de beide Makkabeeënboeken niet zijn opgenomen in de kanon –
terwijl de inhoud ervan ook niet elders in Tenach is beschreven – komen
we tot de volgende conclusie: de joden spraken vloeiend Grieks. In
Alexandrië, waar veel joden woonden, werd ook Grieks gesproken. De
kennis van het Hebreeuws was nog slechts voor weinigen weggelegd.
Vermoedelijk hebben de joden via de Griekse vertaling kennis genomen
van de inhoud van de Makkabeeënboeken.
Toen rabbijnen in ongeveer 100 na de gewone jaartelling moesten
besluiten of de Makkabeeënboeken in de kanon opgenomen zouden worden,
stuitte het feit dat er geen Hebreeuws origineel meer voorhanden was op
onoverkomelijke bezwaren. Er bestond uitsluitend een Griekse vertaling.
Het verloren gaan van het Hebreeuwse origineel is waarschijnlijk mede
veroorzaakt door een verbod dat bestaan heeft om de Tora te lezen.
Wellicht zijn er toen een aantal Hebreeuwse boeken vernietigd. Toen
later dit verbod werd opgeheven, waren van de oorspronkelijke
Hebreeuwse en Aramese teksten alleen nog de Griekse vertalingen over.
En zo kon het gebeuren dat de Makkabeeënboeken ondanks hun belangrijke
inhoud buiten de boeken van Tenach zijn gebleven.