De Joden waren nooit een volk zonder thuisland. Nadat zij van hun land waren beroofd zijn de Joden nooit gestopt met het uitdrukking geven aan hun pijn vanwege dit verlies en hebben zij gebeden voor terugkeer en dat opgeëist. Gedurende de bijna twee millenia van verstrooiing, bleef Palestina de focus van de nationale cultuur. Iedere dag van al die zeventig generaties gaven toegewijde Joden luidruchtig blijk van hun gehechtheid aan Zion.
De bewustheid van de Jood dat Palestina zijn land was, was niet alleen
een theoretische oefening of een theologisch artikel, maar ook een
doordringend onderdeel van en onuitroeibaar element in zijn dagelijks
leven. Joodse gebeden en Joodse literatuur zijn oververzadigd van de
liefde voor, en het verlangen naar en het gevoel van behoren bij
Palestina. Behalve religie en de liefde tussen de sexen is er geen
thema zo veelvuldig voorkomend in de literatuur van enig ander volk,
geen thema heeft zoveel gedachten en gevoelens voortgebracht als de
relatie tussen de Jood en Palestina in de Joodse literatuur en
filosofie. En in zijn huis bij familiegebeurtenissen, in zijn
dagelijkse gebuiken op werkdagen en Sjabbat, wanneer hij zijn dankgebed
over de maaltijd uitspreekt, wanneer hij trouwt, wanneer hij een huis
bouwt, wanneer hij rouwenden troost, dan was de context altijd zijn
ballingschap, en zijn geloof in terugkeer naar Zion en de wederopbouw
van zijn thuisland. Zo intens was dit gevoel van verbondenheid dat, in
de onzekerheid van de ballingschap, wanneer hij die wederopbouw niet
kon voorzien gedurende zijn eigen levensduur, het een kwestie van
vertrouwen was dat met de komst van de Messias en de Wederopstanding
hij terug gebracht zou worden naar zijn land na zijn dood.
Gedurende de eeuwen, onder de druk van de vervolgingen, sociale en
economische discriminatie, periodieke dood en vernietiging, breidde het
gebied van de ballingschap zich uit. Achtervolgd en onderdrukt
verplaatsten de Joden zich van land naar land, maar waarheen zij ook
gingen, zij droegen Israël met zich mee in hun hart. De Joodse feesten
bleven afgestemd op het thuisland. Of zij woonden in het warme Spanje
of het koude Oost Europa, in Noord Amerika of op het zuidelijk
halfrond, waar de seizoenen omgekeerd zijn, de Joden vierden de
Palestijnse lente en ziin herfst en winter. Zij baden voor dauw in mei
en voor regen in october. Op het Joodse Paasfeest vierden zij de
bevrijding uit de Egyptische slavenij, de originele nationale vestiging
in het Beloofde Land en zij smeekten om een nieuwe bevrijding.
Nimmer in al die donkere tijden van de grootste vervolgingen in Europa
gaven de Joden hun hoop op. Nooit, hoe onmogelijk ook die terugkeer
naar hun land fysiek ook leek, zochten zij naar een substituut voor
Palestina. Keer op keer door de eeuwen heen, stonden er mensen op die
geloofden of beweerden dat zij een plan hadden, of een goddelijk
visioen voor de wederopbouw van het land. Dan leefde de hoop op in de
ghetto?s van Europa, bij het nieuws dat er misschien een mogelijke
Messias was opgestaan. Maar de hoop van de Joden werd verpletterd en de
droom werd uitgewist, maar nooit, nog geen dag, gaven zij de band met
hun land op. Hun thuisland, al die eeuwen eenvoudig aangeduid met het
Hebreeuwse woord Ha?arets – het Land – bleef het enige, onvervangbare
en onveranderlijke thuisland. Wanneer er ooit een recht is behouden
door een niet afdoende aanhouden van de claim, dan was dat het Joodse
recht op Palestina.
Het is algemeen onbekend, dat gedurende alle achtien eeuwen tussen de
val van het Tweede Joodse Rijk en het begin van het Derde, in onze
tijd, de vasthoudendheid van de Joodse gehechtheid aan het land continu
tot uitdrukking werd gebracht in het land zelf. Men veronderstelde
algemeen dat gedurende die eeuwen er geen Joden woonden in Palestina,
maar dat alle Joden die de vernietiging in het jaar 70 van de Gewone
Jaartelling overleefden, in ballingschap gingen en dat alleen hun
nakomelingen