Na de Hongaarse opstand immigreerde Smuel met zijn familie naar Israël. Dit is zijn verhaal.
Veel verdriet om Boedapest te verlaten had ik niet. Het leven onder
het juk van de Russen was zeer benauwend. Klasgenootjes ontpopten zich
tijdens de Hongaarse opstand als ware antisemieten en elke dag vormde
een nieuwe dreiging. Bang was ik niet, wel kwaad. En weigerde nog
langer naar school te gaan.
Er was veel overredingskracht voor nodig mijn vader te overreden
naar Israël te emigreren. Hij vond Boedapest de mooiste stad ter wereld
en Hongarije het mooiste land, alle verdwenen familieleden ten spijt.
Maar mijn moeder verlangde naar haar familie, die grotendeels al in
Israël woonde, en weigerde nog langer in het land van Bartok te
blijven. Dus ging onze familie op alija.
Het fluitje van de trein die de familie naar Italië bracht, zou voor
mij het geluid van de lonkende vrijheid blijven. De boottocht naar
Israël was één groot avontuur. In Israël aangekomen kwamen mijn oom en
tante ons ophalen. Zij hadden voor ons een woning in Holon geregeld, op
dat moment weinig meer dan cholot, zand.
Israël bevond zich in een periode van mitoen, recessie. De
maatregelen van Sapir, toenmalig minister van financiën, maakten het
leven van de Israëlische burgers en vooral van de olim, de nieuwe
immigranten, zwaar. Maar ik had hier weinig last van. In het
communistische Hongarije had ik geleerd in armoede te leven. In Israël
genoot ik van mijn vrijheid. Ik maakte veel vrienden en voelde me
helemaal thuis.
In mei mocht ik met mijn neef Gideon naar school. Ik ging naar kita
zain, de zevende klas. Toen de onderwijzer mij naar mijn naam vroeg,
antwoordde ik trots: Smuel. Dat was mijn joodse naam, die ik bij
binnenkomst in Israël gekregen had. Tot die tijd was ik Robbie geweest.
Mijn zusje Eva was Chava geworden.
Begin juni ontdekte mijn moeder tot haar ontzetting dat Smuel op 30
juni bar mitsva moest worden. Nu had ik in Hongarije wel wat Hebreeuws
leren lezen, maar ik was bepaald geen natuurtalent. Het Ivriet had ik
in Israël snel leren spreken, maar lezen in de Tora was iets totaal
anders. Daar kon ik geen touw aan vast knopen. Voor de Tenach-lessen op
school haalde ik steevast een onvoldoende.
Wat mij betreft, kon die hele bar mitsva wel overgeslagen worden,
maar met een grootmoeder als de mijne was dat geen optie. Oma was diep
gelovig en las alleen gebedsboeken. Haar grote invloed zorgde ervoor
dat mijn moeder onze kleine flat in Holon klaarmaakte voor Sjabbat en
de feestdagen. In Boedapest, ver van haar moeder, had zij dat nooit
gedaan.
Jacobi, een aangetrouwde oom die door iedereen bij zijn achternaam
werd aangesproken, zorgde voor een oplossing in de bar-mitsva-kwestie.
Oom Jacobi was een kablan, aannemer, die in Holon veel aanzien genoot.
De rabbijn en Jacobi spraken af dat de rabbi de bar-mitsva-dienst samen
met de chazan zou voordragen en ik alleen een korte bracha hoefde voor
te dragen.
En zo gebeurde het. Mijn moeder blonk van trots. Grootmoeder huilde.
Zij stond bekend als een sterke vrouw, maar kon sinds zij ouder werd
haar tranen op geen enkele gelegenheid bedwingen. Op choepot, levajot
en ook op bar mitsves vloeiden haar tranen rijkelijk.
De rabbijn was niet tevreden. Smuel had een slechte uitspraak, vond
hij. Cadeaus kreeg ik ook niet. Maar dat dat niet normaal was, ontdekte
ik pas veel later.